Herkomst van de naam “Coronie” niet zo vanzelfsprekend!

Coronakreek, Coronie, Colony, Séwejoe

Als je Coronianen, waar ook ter wereld, vraagt naar de herkomst van de naam van ons geliefd district, zullen de meesten jou een antwoord schuldig blijven. En de weinigen die toch een antwoord klaar hebben, zullen simpelweg verwijzen naar de Coronakreek. Maar is die verwijzing wel terecht?

Coronakreek

Volgens C.J. Hering Landbouw en Nijverheid in Suriname p.57. (C.J. Hering, Burnside 1898):  “Denkelijk zijn de Caraiben langs de kust van het Noorden, het tegenwoordig Britsch-Guyana gekomen, alhier overgetrokken en toen de Coronie kreek binnengevaren, welke destijds zeer breed was en zich ter hoogte van plantage Friendship in twee takken verdeelde, waarvan de een naar den grond Totness en de andere zich tot Belladrum uitstrekte. De streek waar de Indiaansche bewoners zich ophielden, stond dus met de zee in verbinding, hetgeen voor hunne vischvangst zeer bevorderlijk was”.

Het is aannemelijk dat het strand van Coronie nog voor het begin van de 19e Eeuw tientallen kilometers zeeinwaarts moet hebben gelegen, derhalve dat het ging om een veel groter kustgebied, waar de Coronakreek doorheen voer, voordat het zich te Friendship opsplitste in 2 takken. Hieronder zal bovendien blijken dat de Coronakreek sinds 1828 is dicht gespoeld. Tegenwoordig loop je vanaf de hoofdweg ter hoogte van het Totnesskanaal binnen 15 minuten naar het strand. Honderd jaar eerder, 1929, was dit langer dan 1 uur lopen, omdat de afstand toen meer dan 4 km bedroeg.

Naamgeving Coronie

Volgens Stuger p.56: “Het Opperdistrict Nickerie ook wel Coronie, naar de in 1828 dichtgespoelde kreek Corona, en in de wandeling zeekust, genoemd, ligt ten Oosten van het Nederdistrict Nickerie, in eene strekkende lengte langs de kust, hebbende over land geene communicatiewegen of paden met een ander gedeelte dezer kolonie, en is door een zwaar thans ondoordringbaar bosch van ongeveer 16000 Rhijnl.voeten van het Neder-district afgescheiden”.

Wikipedia  Begin 19de eeuw maakte Coronie nog deel uit van het district Nickerie. In 1851 werd het daarvan afgesplitst. De naam Coronie is afgeleid van de aldaar gevestigde militaire post Corona”.

Laat mij vooropstellen dat Nickerie en Coronie formeel of feitelijk nooit één district geweest zijn, en dat Coronie dus nooit een onderdeel of afsplitsing geweest is van het district Nickerie; dit mag ook blijken uit de volgende overheidspublicatie:  

“Bij het reglement op het beheer van deze districten, vastgesteld bij Publicatie van den 9e Maart 1836, voorkomende in het Gouvernements Blad 1836, N.° 2, zijn daaraan de namen van opper- en neder-district Nickerie gegeven. Deze namen zijn later, bij Publicatie van den 10°” October 1851, Gouvernements Blad 1851, N.° 10, veranderd in Coronie en Nickerie. Bij voornoemd reglement is bepaald dat het bestuur in deze districten zal worden gevoerd door Landdrosten, bijgestaan, voor ieder district, door drie Hoofd-ingelanden”.

Beide districten waren dus fysiek van elkaar gescheiden door zwaar ondoordringbaar bos van 16.000 Rhijnl. voeten (= ongeveer 5,2 km red.), zoals Stuger hierboven aangeeft. Het onderscheid tussen opperdistrict Nickerie (Coronie) en nederdistrict Nickerie (Nickerie), heeft uitsluitend te maken met de formele naamgeving. Sinds 10 oktober 1851 heten beide zelfstandige districten dus gewoon Nickerie en Coronie.  Dit jaar is het dus 170 jaar geleden dat beide districten formeel hun huidige namen kregen.

Je kunt je afvragen waarom de overheid in 1851, het district zou hebben vernoemd naar een kreek die 23 jaar eerder roemloos ten onder was gegaan of naar een bij die kreek gevestigde militaire post. Er is ook geen logische verklaring voor de verbastering van de naam Corona tot Coronie.

Een andere, en naar mijn mening meer plausibele, verklaring met betrekking tot de herkomst van de naam Coronie is afkomstig van Dr. David Alston een wereldberoemde Schotse schrijver en historicus, die al meer dan 20 jaar onderzoek doet naar het Schotse Slavernijverleden:

“From 1799 new coastal plantations were laid out along the upper Nickerie coast. This became known to English speakers as the ‘colony’ and subsequently to Dutch speakers as Coronie, the name it bears today. SCOTTISH SLAVE-OWNERS IN SURINAME: 1651–1863 DAVID ALSTON”.

Het is inmiddels bekend dat de meeste slavenhouders in Coronie, Engelsen en Schotten waren. Voor de Engelsen en Schotten die op Berbice en in Demerara gevestigd waren, was Coronie een kolonie (colony). Volgens de Schotten verbasterden de Nederlanders de naam Colony dus tot Coronie. Het zou dus kunnen dat de Nederlanders een eigenstandige, niet-Engelse naam wilden hebben voor het gebied omdat het niet te doen was al die Engelstalige plantagenamen te wijzigen in Nederlandse namen. Het staat dus niet vast dat de naam Coronie is afgeleid van de Coronakreek of van de daar destijds aanwezige militaire post Corona.

Séwejoe (gele oleander/Thevetia neriifolia)

Gele Oleander Séwejoe Tijdens mijn naspeuringen stuitte ik op iets anders m.b.t. de naamgeving van het district dat vermeldenswaard is: volgens de Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië (1914-1917) –Herman Daniël Benjamins, Joh. F. Snelleman was de naam die de indiaanse stam Arowakken aan Coronie hadden gegeven de naam van een bloem Séwejoe = Thevetia neriifolia (Gele Oleander, zie foto). Het is dus niet ondenkbaar dat wanneer Coronie door de eeuwen heen uitsluitend door Indianen was bewoond, het district nu de naam Séwejoe zou dragen.

Ten slotte nog de volgende opmerkingen.

Veel Coronianen denken/geloven dat de dichtgeslibde sloten op de achtererven op Totness overblijfselen zijn van de roemruchte Coronakreek. Dit is allemaal onjuist. Al meer dan honderd jaar is er geen spoor meer te bekennen van de Coronakreek.

Stuger schreef in 1901 p.98, het volgende hierover: “De Coronakreek in Coronie spoelde in 1829 af, zijnde aan derzelver monding geheel dicht geslagen; thans is er geen spoor van gebleven. Sedert dien, heeft de zee in het district Coronie 25 akkers ieder een ketting breed verzwolgen, hetwelk later weder werd aangespoeld en steeds voortgaat met het aanspoelen”.

En toch las ik onlangs op de Facebookpagina van het Burger Informatie Centrum Coronie (BIC) het volgende:  Na bijkans 7 jaren achterstallig onderhoud wordt de Coronakreek in het Ressort Totness thans door het Commissariaat opgeschoond. Deze kreek is door de jaren heen verworden tot een afvoertrens die zorgt voor de afwatering van de vestigingsplaats Totness. Een bijzonderheid van de Coronakreek is dat jaren terug hierlangs, in de koloniale periode, een militaire post was gevestigd. Het district heeft haar naam te danken aan deze kreek.

Dat is dus niet helemaal waar, zoals ik hierboven aantoonde. De in de zestiger jaren van de vorige eeuw dichtgeslibde sloten op achtererven te Totness en het Totnesskanaal werden omstreeks 1889 onder de toenmalige districtscommissaris Juta uitgediept. Vervolgens werden het Totnesskanaal en de Coroniezwamp met elkaar in verbinding gebracht. Dit zorgde voor de bevloeiing van de percelen van het toenmaals wegkwijnende Totness. Zo ontstond het zogenoemde 4-voet waterloopsysteem (fo futu), omdat de Totnessers verplicht werden de op elkaar aansluitende watergangen op hun achtererven, minimaal 4 voet (1.20 m.) diep uit te graven en te houden, zodat via het Totnesskanaal, water uit de zwamp, het hele gebied kon bevloeien.

Herwin Hooplot

Bladwijzer de permalink.

Reacties zijn gesloten.