Voorwoord
Na het schrijven van dit stuk heb ik serieus overwogen het niet te publiceren, omdat het een heel epistel is geworden, dat zich niet gemakkelijk laat inkorten. Uiteindelijk heb ik besloten het toch te publiceren in het belang van degenen die op zoek zijn naar achtergrondinformatie. Klik op foto’s in de tekst om te vergroten. De besproken muzieknummers en de muziekteksten staan onderin dit stuk.
Inleiding
Het lied “De Palmen van Coronie” (kortweg “De Palmen”) verkreeg algemene bekendheid aan het begin van de 21ste Eeuw, dankzij de Coroniaanse muziekgroep The Melody Travellers. Dit lied was, volgens Steven Ost, leider van deze muziekgroep, in de vergetelheid geraakt totdat in 2001 de familie Gooding het verzoek deed aan zijn muziekgroep om het nummer op haar feest ten gehore te brengen.
Inmiddels is dit lied verheven tot het volkslied van Coronie en behoort het tot het Coroniaans erfgoed evenals dat het behoort tot het repertoire van elke zichzelf respecterende kasekoband, in binnen- en buitenland. Je hoort dit nummer vaak als hoogtepunt op feesten en begrafenissen van mensen met Coroniaanse roots. Reeds bij de begintonen van het lied gaan de danslustigen uit hun dak.
Critici menen dat de melodie is gebaseerd op een Oudhollands melodietje, maar een onderbouwing van hun standpunt ontbreekt. De melodie lijkt in ieder geval wél op Europees marsmuziek.
Overigens heeft ook het Surinaams volkslied grotendeels Europese roots. De oorspronkelijke tekst daarvan, die begint met ‘Suriname’s trotse stromen’, is in 1893 geschreven door de Friese predikant Cornelis Atses Hoekstra, op een melodie uit 1876 van de Friese onderwijzer J.C. de Puy. De huidige tekst is het resultaat van aanpassingen door de dichter Trefossa, pseudoniem van Henny de Ziel (1916-1975), en in 1959 door de Staten van Suriname verheven tot “het Surinaams Volkslied”.
Over het antwoord op de vraag wie de schrijver(s) is/zijn van de oorspronkelijke tekst van het Coroniaans volkslied, “De Palmen”, bestaat geen overeenstemming.
Volgens de Coroniaanse dichter Sombra, pseudoniem van Stanley Slijngard (84), zou Gustaaf Limon schrijver zijn geweest van het lied “Coronie is een mooi district”. Ook dit nummer is op Cd vastgelegd.
De schrijver van de tekst van “De Palmen” zou volgens Sombra de vader van oud-onderwijzer wijlen Philipus van Daal (meester Flip van Daal) zijn geweest. Dit laatste lijkt om allerlei redenen onaannemelijk en te ver gezocht, onder andere vanwege het geboortejaar van vader Philip van Daal sr. (1879).
Volgens Ost van The Melody Travellers, is wijlen Gustaaf (Kusi) Limon, schrijver van de oorspronkelijke tekst van “De Palmen”. Volgens hem schreef Limon de tekst bij gelegenheid van het bezoek van koningin Juliana aan Coronie in 1955. De oorspronkelijke tekst bestond volgens hem toen uit drie coupletten, waarvan één in het Sranantongo. Rond het jaar 2000 kreeg zijn band twee coupletten erbij van Lucia Lamsberg. Voor Cd-opname werden ze bewerkt door wijlen Bernadette Rozenblad-Van Daal.
Het lijkt erop dat dat uitsluitend het laatste couplet, in het Sranantongo, We begi masra Gado, fa kang kibri un ondre fre Bika na pisi presi disi wi mus tang fu hor’ing hei, van deze dames afkomstig kan zijn. De Nederlandstalige coupletten waren namelijk alle reeds in de vijftiger jaren bekend op de rk. lagere school te Mary’s Hope, alwaar ook wijlen Bernadette Rozenblad-Van Daal, toen heeft gezeten.
Hoogstens kan sprake van zijn geweest dat het betreffende couplet in de vergetelheid was geraakt en in het jaar 2000 weer boven water kwam.
Alle oud-leerlingen uit die tijd die ik sprak, zeiden dat het eerste couplet van het lied was “Coronie is een wonderplaats dat’s algemeen bekend. Men leeft er vrolijk zonder zorg en ieder is content.”. Tegenwoordig, is het eerste couplet: “De Palmen van Coronie zijn thans algemeen bekend”.
In aanvulling op de visie van Ost kreeg ik 2016 de volgende bijdrage van John Slagveer: “T.a.v de schrijver van de tekst Palmen van Coronie, heb ik onderzoek gedaan. Trouwens ik had die informatie al, maar heb toch met oude Coronianen gesprekken gevoerd m.b.t. het verleden. Dat was in 1981. De echtgenote van Gustaaf Limon, mevrouw Jopie Limon heeft mij toen de geschiedenis verteld van Koesi Limon. Hij heeft inderdaad meegeholpen met het schrijven van de tekst. Maar is toch niet de tekstschrijver geweest. Bovendien heeft hij ook niet de muziek gearrangeerd, want hij kon geen muziek schrijven of muzieknoten lezen. Boldewijn kon dat wel. De heren woonden niet ver van elkaar: Belladrum en Novar”.
Door een aantal op voorhand bekende feiten, die duidelijkheid zouden kunnen verschaffen omtrent de mogelijkheid dat Limon en Boldewijn de schrijvers zijn van de tekst van “De Palmen”, wil ik eerst deze feiten voor het voetlicht plaatsen, en pas daarna het onderzoek voortzetten.
Gustaaf Limon en Frits Boldewijn: schrijvers van “De Palmen”?
Als u klikt op Juliana 1955 en vervolgens op Beatrix 1958, dan ziet u korte beeldfragmenten van het bezoek van Koningin Juliana (1955) en van prinses Beatrix (1958) aan het district Coronie. Beatrix heeft tezamen met prins Claus Coronie opnieuw bezocht op 8 juli 1966, maar dit laatste bezoek is hier niet van belang, ofschoon ook toen “De Palmen” werd gezongen.
In beide beeldfragmenten hoort en ziet u dat Gustaaf Limon zingt: “Coronie is een mooi district” en dus niet “De Palmen”. Bij beide bezoeken aan Suriname zijn Nederlandse journalisten meegereisd. Zij waren ook in Coronie aanwezig op vrijdag 4 november 1955, toen koningin Juliana Coronie aandeed. Minstens drie verschillende onafhankelijke Nederlandse dagbladen hebben verslag gedaan van dit bezoek.
Koningin Juliana 1955
Ik start met De Volkskrant van zaterdag 5 november 1955. De koptekst luidt: “Koningin en Creool zongen duet in Palmentuin”. Hieronder de relevante passage uit dat krantenartikel: ‘Kokosnoten openkappen is een eentonig werk en nodigt uit tot zingen, vooral als men een mooie basstem heeft als Gustaaf Limon. Hij werd vanmiddag noten kappend en zingend aangetroffen door koningin Juliana, die een bezoek bracht aan de inheemse kokosoliefabriek van Clyde-Salem.” “Coronie is een mooi district. Dat moet eenieder weten”. Dat zong de Creool, en de Koningin die het lied kende zong met hem mee. Waar de tekst haar in de steek liet, neuriede ze mee. Maar de slotstrofe “Lang Leve Ons Coronie” werd door de Koningin en Gustaaf uit volle borst meegezongen. “De kokosbomen overal, die geven ons te eten”, zong de creool verder’.
Het vrije volk: democratisch-socialistisch dagblad 05-11-1955: ‘VRIJDAG was een grote dag in het leven van André Hollewijn en Gustaaf Limon uit het dorpje Friendship, de hoofdplaats van het Surinaamse district Coronie. Zij mochten voor koningin Juliana kokosnoten plukken en de bewerking ervan demonstreren. Zij kweten zich van hun taak als geroutineerde acteurs, die trouwens altijd dezelfde rol spelen. Want Coronie is de „palmentuin” van Suriname’.
‘Hollewijn klom katachtig snel in een hoge kokospalm met behulp van een kokostouw, dat hij in een achtvormige lus om zijn voeten had geslagen, en liet een regen van zware kokosnoten neerdalen. Limon liet zien hoe met scherpe kapmessen de bast van de vrucht wordt gescheiden. Tot aller verrassing begon hij daarbij een Coronisch lied te zingen, dat sterk aan de calypsos van Trinidad herinnerde. De omstanders, donkerkleurige Creolen, zongen het refrein meerstemmig mee. Limon bezong de verdiensten van de kokospalm, waarvan elk onderdeel bruikbaar is; bast, bladeren, stam, vruchten en bloemscheuten. „Kokospalmen overal, die geven ons te eten,” zong Limon voor. Sommige coupletten verwezen naar actuele toestanden, zoals in een calypso behoort. „Wij hebben nieuwe waterleiding, maar wat zouden wij moeten beginnen zonder de bast van de kokosnoot. Hij dient als brandstof om water te koken, want ongekookt kan het immers niet worden gedronken.’
De Telegraaf 05-11-1955 ‘WUIVENDE palmbomen, cocosnoten, die met geweld neerkletterden en koele klappermelk vormden het schilderachtige en toepasselijke afscheidsdécor, toen koningin Juliana gisteren voor het laatst de binnenlanden van Suriname introk. „Coronie is een mooi district”, zong de Koningin uit volle borst mee in een der lage hutten, waar op primitieve wijze palmolie wordt bereid. De donkere voorman Gustaaf Limon (38) had dit lied aangegeven, toen hij met een vervaarlijk kapmes de cocosnoten in stukken spleet, die even tevoren voor het oog van de Koningin door een katachtige André Holwijn (20) na een lenige klimpartij uit de palmbomen waren losgeslagen’.
Prinses Beatrix 1958
Over het bezoek van prinses Beatrix in 1958, waarvan u hierboven ook een beeldfragment heeft kunnen zien stond het volgende in twee Nederlandse Dagbladen en het Curaçaos dagblad Amigoe di Curaçao.
Algemeen Handelsblad van 28-02-1958: ‘Op 27 februari 1958 kwam prinses Beatrix naar Coronie. Bij Maryshope wachtte de eerste groep schoolkinderen met vlaggetjes, alsook een groep meisjes in typische klederdrachten. Terwijl de kerkklok klingelde en het eenzame kanon saluutschoten loste, stapte de Prinses uit en zong de jeugd, onder begeleiding van de geüniformeerde Coroniaanse band, die de welluidende naam heeft van Canite Tube. Dit toneel, waarbij ook nog schalen heerlijke vruchten en geschenken werden aangeboden, herhaalde zich later bij de Salemschool”. Gevolgd door zingende vrouwen maakte de Prinses een korte wandeling naar het perceel Cameron, waar een demonstratie van het plukken van kokosnoten werd gegeven. De bekende Gustaaf Limon kapte met een vlijmscherpe houwer de noten, liggend in de vlakke hand, open onder het zingen van een Coroniaans lied, waarvan het refrein door de bevolking werd meegezongen’.
De Tijd: godsdienstig-staatkundig dagblad 28-02-1958: ‘BIJ Salem stapte prinses Beatrix uit de auto en bekeek daar de boerderij van mejuffrouw Cameron. Hier gaf Johan Cameron een demonstratie in het plukken van cocosnoten. Razend snel schoot hij langs de spiegelgladde kaarsrechte palmstammen omhoog en even later kletterden de noten reeds naar beneden’.
Amigoe di Curaçao: weekblad voor de Curacaosche eilanden 27-02-1958 ‘(….) De heer Limon liet vervolgens zien hoe in vroeger tijden, onder andere in de slaventijd, deze noten op zeer primitieve wijze werden opengemaakt. Dit deed hij onder het zingen van een heel oud Coroniaans liedje, dat, hoe kon het anders, over cocosnoten ging’.
Samenvattend
In de twee filmfragmenten, uit 1955 en 1958, zag en hoorde u dezelfde persoon, Gustaaf Limon, het lied “Coronie is een mooi district” zingen, maar niet “De Palmen”. Daarop aansluitend heeft u passages uit verschillende relevante krantenberichten kunnen lezen. Daaruit bleek dat het bij het lied “Coronie is een mooi district” zou gaan om een heel oud calypso-achtig Coroniaans lied, dat zelfs bij Koningin Juliana bekend zou zijn. “De Palmen” is marsmuziek en geen calypsomuziek. Noten kunnen lezen of schrijven lijkt hier ook niet noodzakelijk, althans voor zover het inderdaad om een oude, bekende melodie zou gaan, maar dat het ook zo is, is niet bewezen. Het vermelden waard is, dat Ost zegt te beschikken over het notenschrift dat hoort bij “Coronie is een mooi district”. Het zou aan hem zijn overgedragen door zijn reeds overleden vader (Gusje Ost), de vorige, reeds overleden leider van The Melody Travellers.
De tekst is in de loop ter tijden veranderd, want in de huidige tekst, die ik in 2011 van Ost ontving, wordt niet meer verwezen naar de nieuwe waterleiding enz. De tekst is dus levend. De titel en de eerste twee zinnen van het eerste couplet “Coronie is een mooi district. Dat moet eenieder weten”, zijn tot op heden ongewijzigd gebleven. Dit lied in de hedendaagse uitvoering van The Melody Travellers klinkt bovendien nog steeds calypsoachtig, maar met een bolero-sausje overheen. Met dit lied maakte ik pas in 2001 kennis, nadat het door The Melody Travellers op Cd was vastgelegd, terwijl ik in Coronie alle klassen van de r.k Antonius lagere school te Mary’s Hope heb doorlopen, waar het lied waar het daadwerkelijk om gaat “De Palmen” wél algemeen bekend was en onderdeel was van zanglessen.
Het is overigens best wel mogelijk dat de heren Limon en/of Boldewijn schrijvers zijn geweest van het lied “Coronie is een mooi district”. De woordenschat immers is typisch Surinaams-Nederlands. Bovendien is er geen aanknopingspunt voor handen om het schrijven van dat lied aan een ander toe te dichten, al blijft het de vraag hoe het komt dat het lied in 1955 reeds bekend was bij koningin Juliana. Het was, voor zover mij bekend, haar eerste bezoek aan Coronie. Weliswaar heeft zij als prinses, tijdens de Tweede Wereld Oorlog Suriname bezocht (november 1943), maar Coronie heeft zij toen niet aangedaan. Voor wat betreft het lied “De Palmen” – het lied waar dit onderzoek om draait – heb ik tot nu toe geen relatie kunnen ontdekken tussen Limon en Boldewijn enerzijds en het lied “De Palmen” anderzijds, ter gelegenheid van het bezoek van koningin Juliana aan Coronie in 1955.
Lied De Palmen van Coronie.
Hierboven heb ik geen bewijs kunnen vinden dat Limon en/of Boldewijn schrijvers zijn geweest van de tekst van het lied “De Palmen”. Echter kon ik niet uitsluiten dat zij de schrijvers zijn geweest van een ander lied: “Coronie is een mooi district”. Dan volgt de vraag wie dan wél de schrijver is van “De Palmen”.
In Het Algemeen Handelsblad van 28-02-1958 staat met betrekking tot het bezoek van prinses Beatrix aan Coronie het volgende: ‘Bij Maryshope wachtte de eerste groep schoolkinderen met vlaggetjes, alsook een groep meisjes in typische klederdrachten. Terwijl de kerkklok klingelde en het eenzame kanon saluutschoten loste, stapte de Prinses uit en zong de jeugd, onder begeleiding van de geüniformeerde Coroniaanse band, die de welluidende naam heeft van Canite Tube” (moet zijn Canite Tuba HH)’.
Voor ik verder ga, wil ik hieronder eerst wat vertellen over Canite Tuba, omdat het zeer waarschijnlijk is dat de schrijvers van de tekst van “De Palmen” in kringen van deze muziekgroep moet worden gezocht.
Canite Tuba (blaast de bazuin)
Canite Tuba betekent, vertaald uit het Latijn: blaast de bazuin; en bazuin betekent volgens het Van Dale woordenboek: grote trompet met zware klank. De meeste r.k. parochies in Nederland hadden vroeger een eigen canite tuba, een fanfare met koperen blaasinstrumenten. Wellicht dat hier de oorsprong ligt van de hedendaagse Surinaamse bazuinkoormuziek. Die bestaat immers uit koperen blaasinstrumenten en een stichtelijk muziekrepertoire.
Op pagina 67 van de samenvatting van de Kronieken (geschiedschrijving van r.k.-kerk te Coronie), in 1992 geschreven door de in 2019 overleden pater Gerard van Kempen, lees ik dat er op 3 december 1953 was begonnen met een nieuwe harmonie die Canite Tuba gedoopt werd, en dat de leiding daarvan in handen was van de nieuwe kerkorganist Leo Tjon A Kon.
Voorts lees ik, dat de benodigde muziekinstrumenten door de toenmalige pater van Coronie, A. Cloosterman, waren meegebracht vanuit Nederland, alwaar hij in datzelfde jaar op vakantie was geweest. Tot slot lees ik nog dat de oprichting bedoeld was om meer leven en cultuur te brengen in de stilte van Coronie.
Vermeldenswaard is, dat pater De Kort, wegens ziekte, reeds 1947 teruggekeerd was naar Nederland, alwaar hij eind 1949 overleed. Het dagblad Suriname van 14 januari 1950, dat n.a.v. zijn overlijden een mooi artikel over hem schreef, noemde hem o.a. de oprichter van harmonie Corona: “het corps bij uitstek voor verschillende gelegenheden”. Hij was dus niet betrokken bij Canite Tuba. Het lijkt mij duidelijk dat het de harmonie Corona was, die in 1953 werd omgedoopt tot Canite Tuba.
Een andere bron die pater De Kort als oprichter van de oorspronkelijke harmonie noemt, is het tijdschrift “Echo’s uit de missies, jrg 24, 1955, no. 7, 15-09-1955, pag. 99”. Dit is het jaar waarin koningin Juliana Coronie aandeed, 1955. Canite Tuba bestond toen uit 24 jonge muzikanten, volgens dit tijdschrift. De groep speelde in dat jaar ook n.a.v. het gouden kloosterjubileum van kloosterzuster Wivine van Noort. Hierover schreef soueur Marie Crispine: ‘Een orkest van 24 man speelde mooie muziek. Ze weten het al goed te doen op Coronie. ’n Pracht afleiding voor de jongens. Dat heeft Pater de Kort z.g., aan wie de oprichting van de harmonie te danken is, maar goed gezien. Spelers en instrumenten mogen er zijn’.
Op de groepsfoto hiernaast staan de muzikanten van het eerste uur, wellicht de harmonie Corona. Harmonie Canite Tuba bestond bij oprichting in 1953 immers uit 24 man. De foto is gemaakt voor het patronaatsgebouw, tegenover de r.k.-kerk te Mary’s Hope. De meeste muzikanten dragen een kapiteinspet.
Van links naar rechts: Bert Janssen, Christoffel van Daal, ….Jacott, Robert Jacott (drums), Thomas Wielzen, Johannes (Janus) Janssen, Richard Maarbach. Op voorgrond met gitaar Angus (Anjoes) Bron. Man met sekseki (marracas) onbekend. De Jacotts waren broers, de Janssen waren tweelingbroers.
Over de eerste leider van Canite Tuba in 1953, Leo Tjon A. Kon, lees ik in Wikipedia dat hij musiceerde in het muziekkorps onder leiding van pater De Kort, maar dat was opgericht door pater Anton. Tjon A Kon werd later een bekende muziekdocent aan de Volksmuziekschool te Paramaribo.
Met pater Anton wordt hierboven vrijwel zeker bedoeld Antonius (pater Antoon) Donicie, die van 29-08-1941 t/m 03-01-1943 kapelaan was te Coronie. Men moet pater Antoon Donicie niet verwarren met zijn broer pater Cor(nelis) Donicie, die van 1955-1958, pater was in Coronie. In laatstgenoemde periode kwam pater Antoon wel vaak op bezoek bij zijn broer Cor; maar ook vanwege een Sranantongo-project waaraan hij toen werkte met de toentertijd, plaatselijk, alom bekende onderwijzer meester Flip, de eerdergenoemde Philipus van Daal.
Omdat van verschillende kanten aan deze paters, De Kort en Antoon Donicie, het schrijven van de tekst van het lied “De Palmen” wordt toegedicht, lijkt het mij voor een goed begrip ook op hun achtergronden in te gaan. Temeer waar ze verbonden waren aan de harmonie Corona en/of Canite Tuba.
Pater Antonius Donicie
Volgens oudere Coronianen, onder andere de 95-jarige Jacoba Bear (via Frederik Wielzen) , leerde pater Antoon zijn pupillen het notenschrift lezen en schrijven. Volgens deze mevrouw zijn bij pater Antoon in de leer geweest o.a. Koos Boerleider en Jacobus Eind (de plaatselijk beroemde Oom Co), met o.a. vioollessen. Ook de gebroeders Desi en Gusje Ost, die later elk een eigen muziekband oprichtten (orchestra Washboard en Melody Travellers) behoorden tot de pupillen van pater Antoon. De noten werden volgens Antoon Hooplot, kenner van het notenschrift en zoon van de toenmalige koster Jozef Hooplot, door pater Antoon vervangen door cijfers. Hierdoor werd het aanleren van het notenschrift vereenvoudigd. Pater Antoon was ook een groot kenner van het Sranantongo.
In het tijdschrift St. Clemensbode; gewijd aan de missie van Suriname jrg 13, 1958, no. 4, 1958 staat hierover het volgende: ‘Pater Antoon is in Suriname bekend vanwege zijn negerengels dat hij vloeiend spreekt, en soms zo „diep”, zo volks, dat menig Surinamer hem niet kan evenaren. Hij gaf een grammaire uit van het neger-engels en publiceerde verschillende artikelen in “Taal en Tongval” en “Vox Guyanae”. Een dictionaire is nog in bewerking’.
Pater Antoon is ook schrijver van: De creolentaal van Suriname: spraakkunst (Paramaribo). De eerste druk verscheen in 1954 en de tweede in 1959. Hieraan heeft onder andere Ph. van Daal (meester Flip van Daal dus) meegewerkt. Ook aan meester Flip van Daal wordt door sommigen het schrijven van “De Palmen” toegedicht.
Als gevolg van zijn samenwerking met meester Flip van Daal en het feit dat zijn broer Cor Donicie tussen 1955 en 1958 pater was van Coronie, was pater Antoon in die periode vaak in Coronie. Dat roept meteen de vraag op of “De Palmen” misschien uit die samenwerking is ontstaan.
Helaas stierf pater Antoon Donicie, 56 jaar jong en vrij plotseling, op 9 juni 1968, in het dorp Nason, ook wel genoemd Amekankondre. Dit is een dorp in het district Sipaliwini. Pater Antoon was juist in dat jaar 30 jaar priester gewijd. Hij is dus niet, zoals ik elders las, kort na zijn vertrek uit Coronie (1943) overleden, maar pas 25 jaar later.
Pater Jan de Kort
De in zijn tijd alom geliefde Pater Johannes (Jan) de Kort, werd door de Coronianen liefkozend DK genoemd. Er is daar zelfs een straat naar hem vernoemd. Pater De Kort was tussen 1919 en 1947 (met tussenpozen) gedurende negen jaar pater van Coronie, laatstelijk tussen 1942-1947. Derhalve in dezelfde periode waarin Antoon Donicie er als kapelaan aanwezig was.
Bij zijn 25-jarig kloosterjublieum in 1940 wordt over De Kort vanuit Coronie als volgt geschreven in het Petrus Donders tijdschrift, jrg 20, 1940, no. 5, 1940 1940-01: ‘Met muziek en zang wist hij de vroolijkheid voor zich en anderen te bewaren. Muziek en zang van Pater De Kort zal men hier nooit vergeten’. Zoals eerder vermeld was hij de oprichter van harmonie Corona. De Kort sprak volgens mijn ouders, wier huwelijk door hem werd ingezegend (1939) vloeiend Sranantongo.
Frater Edgard (Henricus, Antonius, Wilhelmus van Heusden)
Ik hoor al jaren uit verschillende bronnen, dat “De Palmen” zou zijn geschreven door een frater. Ik heb in 2017 hier en daar geïnformeerd naar mogelijke kandidaten, maar kon die niet vinden. Toevallig sprak ik onlangs mijn nicht Gerda Hooplot, geboren in 1934 (84jaar oud), zus van Antoon Hooplot, toevallig over dit onderwerp. Volgens haar is frater Edgard de schrijver. Ze zat in klas 6 van de lagere meisjesschool St. Theresia, te Mary’s Hope, Coronie toen voor het eerst frater Edgard de tekst op het schoolbord schreef. Gezien haar leeftijd en het feit dat ze goed kon leren, moet dat rond 1952 zijn geweest.
Nader onderzoek laat zien dat frater Edgard (Henricus, Antonius, Wilhelmus van Heusden) in de jaren 50 en 60, Engels en Frans doceerde op de rk. St. Paulus muloschool te Paramaribo, maar ook dat hij koorzanger was bij de rk Kathedraal te Paramaribo. Daarnaast had hij ook nog zitting in het bestuur van het Cultureel Centrum Suriname (CCS). Volgens het Bidprentjesarchief Nederland, stierf hij in Tilburg, in het jaar 2000, 87 jaar oud. Helaas heb ik geen aanvullende informatie over hem kunnen vinden die hem zouden kunnen linken aan “De Palmen”. Aanvullende informatie in relatie tot het antwoord op de vraag of hij de schrijver is geweest, blijft altijd welkom.
Philipus van Daal (meester Flip van Daal)
Er zijn ook mensen die menen dat “De Palmen” is geschreven door de meergenoemde meester Flip van Daal, die tientallen jaren als onderwijzer in Coronie heeft gewerkt op rk-jongensschool St. Antonius. Hij kon noten lezen en schrijven. Als oud-leerling van hem, kan ik daarvan getuigen. Maar net zoals voor het schrijven van de tekst van “Coronie is een mooi district “kennis van het notenschrift geen vereiste lijkt te zijn geweest, lijkt dit evenzeer te gelden voor het schrijven van de tekst van “De Palmen”. Wel breng ik in herinnering dat ik hierboven vermeldde dat Flip van Daal heeft samengewerkt met pater Antoon in het kader van de uitgave van Pater Antoons: De creolentaal van Suriname: spraakkunst (Paramaribo).
Wie is de schrijver van melodie en tekst van De Palmen van Coronie?
Hierboven maakte ik melding van het ontstaan van de harmonie Canite Tuba, omdat ik de oprichters daarvan, in verband bracht met het lied “De Palmen”. Thans moet onderscheid worden gemaakt tussen de schrijvers van de melodie en de schrijvers van de tekst.
De melodie
Een Coroniaan van rond de 80 vertelde mij onlangs dat hij als misdienaartje de melodie van “De Palmen” voor het eerst hoorde toen omstreeks 1950 de fanfare “De Trekkers” uit Paramaribo naar Coronie kwam en daar de melodie ten gehore bracht.
Nader onderzoek liet zien dat toentertijd De Trekkers muziekband onderdeel was van “De Trekkersvereniging”. Deze was de verkennerij van de toenmalige rk Huize St. Josef, meer bekend als weeshuis St. Boniface. Jongens met geel-zwart omrande halsdoeken, die vaak met muziek marcheerden door de straten van Paramaribo. Volgens het jaarverslag van TEKST VAN HET VERSLAG VAN BESTUUR EN STAAT VAN SURINAME, JAAR 1946 telde de muziekgroep aan het begin van 1947 achttien jongens.
Waarschijnlijk ging de fanfare na 1947 ter ziele, want ik lees dat de heroprichting van de Trekkers in juli 1949 plaatsvond onder leiding van de toenmalige sergeant Snijders. Het gaat hier om de bekende componist en toenmalige dirigent van de militaire-kapel, wijlen Eddy Snijders. Volgens zijn zoon, Ronald Snijders, desgevraagd, transformeerde zijn vader De Trekkers van fanfareorkest (koperblazers) in harmonieorkest (koperblazers én houtblazers).
Eddy Snijders heeft in 1954 een militaire mars gecomponeerd en deze aangeboden aan de toenmalige gouverneur van Suriname J. Klaassesz. Hij maakte ook deel uit van het Surinaams Philharmonisch Orkest, en had vaker composities geschreven, o.a. “Diana de Jachtgodin” en de “Cucensu mars”, de laatstgenoemde ter ere van het Cultureel Centrum Suriname.
In 1958, derhalve het jaar waarin prinses Beatrix Suriname aandeed, schreef Snijders een Beatrixmars welke hij als dirigent, samen met de militaire kapel heeft uitgevoerd in de Palmentuin van Paramaribo.
De reden waarom ik dit allemaal vermeld is om aan te tonen dat de sergeant Snijders als dirigent van de toenmalige militaire-kapel en als leider van de Trekkers ook gespecialiseerd was in marsmuziek en deze dus ook zelf kon componeren. “De Palmen” is ongetwijfeld marsmuziek.
Hiermee wil ik absoluut niet zeggen, dat Snijders de componist geweest is van de melodie van “De Palmen”, maar sluit dat ook niet uit. Wat ik wél wil zeggen is, dat ik het geloofwaardig vind dat mijn informant de melodie rond 1950 voor het eerst hoorde in Coronie, uitgevoerd door de Trekkers van Boniface uit Paramaribo, die toentertijd onder leiding stond van Eddy Snijders, kenner van marsmuziek.
Misschien dat na het optreden van De Trekkers in Coronie de melodie werd overgenomen door harmonie Corona of door Canite Tuba, waarna de melodie van tekst werd voorzien. Maar bewijs hiervoor heb ik niet. Er wordt – zoals eerder vermeld – ook aangenomen dat het bij “De Palmen” gaat om een Oudhollands melodietje, maar ook daarvan ben ik geen bewijs tegengekomen.
Volgens Steven Ost van The Melody Travellers werd het lied “De Palmen” in 1958 ten gehore gebracht door de schooljeugd, ten tijde van het bezoek van prinses Beatrix aan Coronie. Hij zegt hierover: “mijn vader (Gusje Ost) sprak vaak erover hoe hij vervoerd werd vanuit Paramaribo om ‘t orkest en koor te komen leiden tijdens het bezoek van prinses Beatrix. Hierbij werd ‘De Palmen’ ook gezongen”.
In Het Algemeen Handelsblad van 28-02-1958 staat m.b.t. het bezoek van prinses Beatrix het volgende: ‘Bij Maryshope wachtte de eerste groep schoolkinderen met vlaggetjes, alsook een groep meisjes in typische klederdrachten. Terwijl de kerkklok klingelde en het eenzame kanon saluutschoten loste, stapte de Prinses uit en zong de jeugd, onder begeleiding. van de geüniformeerde Coroniaanse band, die de welluidende naam heeft van Canite Tube” (moet zijn Canite Tuba)’.
Ik was erbij op die 27 februari in 1958 en zat in die tijd als 5-jarige op de rk hoge fröbelschool (tweede kleuter) te Mary’s Hope. Wij fröbelaars mochten met rood-wit-blauwe vlaggetjes zwaaien naar de prinses. Maar uitsluitend de kinderen uit de hogere klassen van de lagere school zongen onder leiding van meester Flip van Daal mee met Canite Tuba, het orkest waar Ost naar verwijst. Dit was mijn oudste herinnering aan het lied “De Palmen”. Ik herinner mij ook nog dat we op die dag werden getrakteerd op een krentenbol, snoep en stroop, waarna wij naar huis mochten.
De Tekst
Onderstaande passage uit het lied lijkt een aanklacht tegen het eeuwige gebrek aan eenheid en samenwerking onder Coronianen.
Mi brada en mi sisa wi mus’ kon makandra now
Fu poti anu kon, na wang fu helpi en fu bow
Na doti pe wi kon si son, wi no mus lasi hem
De schrijver(s) van de tekst moet(en) goed bekend zijn geweest met het Sranantongo en met de specifieke achtergronden van Coronie, zoals het eeuwige gebrek aan eenheid en samenwerking onder Coronianen, dat tot de dag van vandaag het grootste struikelblok vormt voor de ontwikkeling van het district. Vandaar wellicht de oproep tot samenwerking. Daarnaast wordt er ook nog op geattendeerd dat Coronie Internationaal bekend is: Geniet een faam een trotse naam, gewaaid van land tot land. Als je niet internationaal georiënteerd bent kun je dat ook niet weten.
Wanneer ik voorts let op het taalgebruik in de oorspronkelijke tekst van “De Palmen”, dan is het voor mij moeilijk te geloven dat de tekst toentertijd ten volle afkomstig was van mensen met een Surinaamse achtergrond zoals het duo Limon/Boldewijn. Daarom vind ik het ook moeilijk te geloven dat Limon en/of Boldewijn de schrijvers zijn geweest van dit lied. Zoals eerder aangegeven wil ik best wel geloven dat zij de schrijvers zouden kunnen zijn van “Coronie is een mooi district”. Die tekst is immers typisch Surinaams-Nederlands.
Maar passages uit ‘De Palmen’ zoals “kokosplant”, “fijne kokosnoot”, “content”, “wel en wee”, de weelde die zich borgt en bergt in deze fraaie plant, “de fiere kokosboom”, ”schone kroon”, behoorden toentertijd niet tot ons (autochtone Surinamers) begrippenkader. Bijvoorbeeld, een “fijne” kokosnoot zou ik toentertijd letterlijk hebben begrepen als een magere kokosnoot. Een “schone kroon” zou ik toen niet begrijpen als een “mooie kroon”. Het lijkt mij duidelijk dat de schrijver een Europees-Nederlandse achtergrond had, met afdoende kennis van het Sranantongo.
Pater de Kort zou daarom best wel de schrijver van de tekst kunnen zijn geweest, gezien zijn achtergrond, maar hij was reeds in 1947 voorgoed naar Nederland vertrokken. Toch sluit ik niet geheel uit dat De Kort of Antoon Donicie de schrijver is geweest. Ik sluit ook niet uit dat beide priesters, Antoon Donicie en De Kort, gezien hun achtergrond, gezamenlijke schrijvers zijn geweest gedurende hun korte periode van samenwerking binnen harmonie Corona (1941-1943).
Wanneer ik de antecedenten van pater Antoon Donicie en zijn samenwerking met meester Flip van Daal in aanmerking neem, dan zou ik het ook niet vreemd hebben gevonden als zou blijken dat deze twee mensen gezamenlijk de Sranantongo tekst geschreven hebben gedurende hun jarenlange samenwerking in het kader van het schrijven van het boek De creolentaal van Suriname: spraakkunst (Paramaribo).
Een passage als: “Na doti pe wi kon si son” vind ik niet-dagelijks taalgebruik. Binnen context neem ik aan dat bedoeld wordt: de plek waar we geboren zijn. Ik kan mij daarom wel goed voorstellen dat pater Antoon of meester Flip deze heeft bedacht. Dat Leo Tjon A Kon betrokken zou kunnen zijn bij het schrijven van het lied, sluit ik ook niet uit. Hij was immers ook één of meer jaren leider van Canite Tuba.
In 2017 dook een nieuw verhaal op dat de schrijver een rk-frater zou zijn geweest. Zoals ik reeds heb aangegeven werd onlangs door mijn nicht Gerda Hooplot, frater Edgard als schrijver genoemd. Helaas vond ik geen aanknopingspunt dat daarop zouden kunnen duiden, maar sluit ook hem niet uit.
Tot Slot
Wat mij is opgevallen is dat “De Palmen” zijn oorsprong lijkt te vinden op Mary’s Hope/Totness, een wijk met een overwegend Rooms Katholieke bevolking, en dat “Coronie is een mooi district” zijn oorsprong lijkt te vinden op Novar /Belladrum waar mensen wonen die behoren tot de protestantse, Evangelische Broeder Gemeente (EBG).
Om die reden heb ik het vermoeden dat deze twee liederen het resultaat zijn van de strijd tussen Protestanten en Katholieken, die elk kozen voor een eigen Coroniaans lied. Dat is wellicht dan ook de reden dat ik “Coronie is een mooi district” niet gekend heb op de RK. Lagere school op Mary’s Hope. Het lijkt er daarom op dat “De Palmen” kon si son op Mary’s Hope/Totness en dat “Coronie is een mooi district” kon si son op Novar/Belladrum. Maar welke van die twee nummers als eerste het zonlicht van Coronie heeft mogen aanschouwen is momenteel ook niet vast te stellen.
Liedertekst: Coronie is een mooi distrikt
Liedertekst: De palmen van Coronie
Herwin Hooplot