
Er zijn overal op de wereld allerlei soorten rituelen rondom trouwerijen. Deze rituelen verschillen per cultuur, per land, per regio en soms ook per generatie, vooral omdat in toenemende mate bij niet-westerse volkeren de neiging bestaat westerse rituelen over te nemen, zoals het gooien van het bruidsboeket naar de vol verwachting toekijkende vrijgezelle dames onder de gasten of het gooien van de jarretel van de bruid naar de vrijgezelle heren. Wie het bruidsboeket of de jarretel bemachtigt, wordt verondersteld de volgende bruid of bruidegom van iemand te zullen worden. Gewoon een bezigheid ter verhoging van de sfeer en gezelligheid bij het huwelijk.
Sinds het begin van de twintigste eeuw – en voor zover mij bekend – tot midden in de zestiger jaren, had men in Coronie een eigen ritueel rondom trouwerijen: biedkuku ofwel het in stukjes/kavels snijden en veilen van de trowkuku (bruidstaart), waarbij de hoogste bieder de koper werd van een stukje van de trowkuku. Daarna ging men over tot veiling van het volgende stukje koek, totdat alle stukjes waren geveild. Voor de overige koeken werd de naam “p’kin kuku’s” gebruikt. Deze p’kin kuku’s waren bestemd om verdeeld te worden onder de huwelijksgasten.
De opbrengst van de biedkuku ging als extraatje naar het bruidspaar; dit naast de vele individuele cadeaus die het bruidspaar ontving. Naar verluidt kreeg het bruidspaar zoveel huishoudelijke artikelen cadeau, dat het als startende gezin nog maar weinig of geen huishoudelijke spullen meer hoefde bij te kopen. Te denken valt aan: potten, pannen, lepels, borden, kookgelegenheid (koolpot/primus, enz). Soms kreeg het paar ook wat pluimvee of een yong wentjekaw (koekalf) als cadeau.
De Chinese winkeliers in Coronie bleven ook niet achter met het geven van cadeaus aan trouwe klanten. En dat herinnert mij aan een anekdote, die mijn reeds overleden vader vaak vertelde. Toen zijn zus Jeanne in 1923 trouwde, kreeg ze van de toenmalige Chinese buurtwinkelier A-Toen een grote lamp. Maar als huwelijksgast was hij zeer ontstemd over de behandeling die hij als gast op de huwelijksdag had gekregen. De volgende dag klaagde hij bij elke klant die in de winkel kwam: Sjanna tlow, Mi go tlowoso! Mi gi Sjanna kado, bigi bigi lampu. San Sjanna kon gi mi fu nyan? seipan kuku! Ik gaf Jeanne op haar huwelijksdag een grote lamp cadeau en wat kreeg ik als tractatie? Slechts een stukje koek met korstrand. En groot zacht middenstuk zonder harde korstrand vond hij kennelijk meer passen bij zo’n grote lamp.
In tijden van economische malaise, waarin men niet in staat was het paar individuele cadeaus te geven, diende de opbrengst van een biedkuku als vervanging. Deze gold in “pinari-tijd” dus als een soort gezamenlijk huwelijkscadeau voor het startende gezin, dat met de opbrengst zelf kon bepalen welke meest nodige huishoudelijke artikelen nog zouden worden aangeschaft. Vooral in de dertiger en veertiger jaren zou de biedkuku dit karakter hebben gehad.
Biedkuku was -voor zover ik heb kunnen nagaan – een zuiver Coroniaanse vinding, die nergens anders in Suriname werd gehouden.
Over dit onderwerp heb ik informatie ingewonnen bij ouderen in Suriname met Coroniaanse roots, die wonen in Suriname of in Nederland. Mijn nog heldere moeder van 98 is daar één van. Daarnaast heb ik ook nog andere Surinaamse ouderen, die niet van Coronie afkomstig zijn gevraagd of ze ooit van het fenomeen biedkuku hadden gehoord. Dat bleek niet het geval.
De laatste biedkuku, die een van mijn informatiebronnen zich herinnert, was bij het huwelijk van de (voormalige) onderwijzer Franklin Husband en Mildred Lieveld, op 8 oktober 1958 te Totness. Dit paar was onlangs zestig jaar getrouwd.
Die huwelijksdag kan ik mij als leerling van de St. Antonius lagere school in Coronie wel herinneren, maar was toen bijna 6 jaar oud en pas in de eerste klas. Te jong dus om dit onderdeel te begrijpen of het mij te herinneren. De biedkuku was trouwens niet iets voor kleine kinderen. Ten slotte nog, was er een informante uit Burniside die zich de biedkuku ceremonie bij het huwelijk van haar ouders in 1963 nog kon herinneren. Het staat dus vast dat dit fenomeen in de zestiger jaren nog plaatsvond in Coronie.
Koekenbakkers
De koeken/taarten voor het trouwfeest (fiadoe, karuboyo/kasababoyo, blockmouth, keksi enz), werden traditioneel in een van de bakkerijen die Coronie rijk was gebakken. Bekende bakkerijen van toen (40er/50er jaren) waren: Boldewijn te Totness, de bakkerij van mister Gomes Jardin de Ponte (later overgenomen door zoon Seffie), Saptaw te Friendship, Morris te Hamilton en ten slotte die van Innocentius Cameron (oom Census) te Bantaskin. De essentiële koekingredienten, zoals eieren en meel, werden deels door familie, vrienden en buren, naar vermogen, gratis verstrekt.
Het koekbakken geschiedde een dag voor het huwelijk door een aantal bevriende bakkende vrouwen in een van de bakkerijen, met behulp van de huisbakker van de bakkerij. Hij kende zijn oven en wist hoe het vuur op de juiste temperatuur te houden bij het bakken van brood of koek. De vrouwelijke bakkers of bakri uma’s kwamen op de bakdag al heel vroeg naar de bakkerij met hun bakpannen, prapi’s en dril-tiki’s (grote potten van aardewerk en houten handmixers).
Het werd dan een mooie gelegenheid voor de vrouwen om tijdens het drillen van het beslag met de driltiki in beide handpalmen – al draaiend en roerend – te roddelen, plezier te maken, elkaar op te jutten, “odo’s te snijden” voor anderen onder het gekweel van “iepiepiep!!”.
Het bakken duurde vaak een hele dag omdat het op houtvuur geschiedde. Als de koeken gebakken waren, werden de p’kin kuku’s in de namiddag opgehaald in de bakkerij en gebracht naar het huis waar het trouwfeest zou worden gehouden. Deze p’kin kuku’s werden onder begeleiding van een volwassen vrouw door kinderen ouder dan 10 jaar met zang en dans over straat gebracht naar het adres van het trouwfeest. Deze optocht had veel bekijks omdat de kinderen er een show van maakten onder het toeziende oog van de begeleidster. Alleen de trowkuku ging niet mee. Dat was a special case. Die bleef in de bakkerij achter tot de volgende dag.
De trowkuku bestond, net zoals bruidstaarten tegenwoordig, meestal uit 3 etages met daarop vlaggetjes. Als slotstuk werd de trowkuku aangekleed met een rok/koto. Doordat de trowkuku bestond uit minstens drie lagen en spits omhoog toeliep, had die na aankleding met een koto de vorm van het onderlijf van een welgeschapen vrouw. Nu restte nog het ophalen van de aangeklede trow-kuku op de trouwdag zelf en de ceremonie rond de biedkuku kon beginnen.
Deel 2/2 verschijnt hier op 13 januari 2019 en beschrijft het ophalen van de trowkuku op de huwelijksdag en de feitelijke gang van zaken tijdens de biedkuku ceremonie.De eerste vraag daarbij is, suma wan pai opo a koto!
Als u als lezer aanvullingen heeft of anekdoten kent, kunt u deze zenden aan mij via webmaster@coronie.eu, en ik zal die aan het verhaal toevoegen voorzover deze toegevoegde waarde hebben.
Herwin Hooplot