The day after “1 juli overdenking 2013”

De uitspraak van McLeod uit de “1 juli overdenking 2013”: “als we geen slaven waren geweest, dan waren we ergens geboren in Sudannnnn……. of ergens in Ghanaaaaa…….., en dan behoorden we tot een van de zielige Afrikanen van vandaag”, kaartte ik ook aan op Facebook. Hier twee separate reacties van bekende personen, die via de link de uitspraak met bijkomende omstandigheden met eigen ogen en oren konden zien en beluisteren.

De eerste reactie was afkomstig van een bekende expert op het gebied van Surinaamse literatuur tevens hoogleraar aan een Nederlandse universiteit en luidde: Het is inderdaad wel een heel vreemd argument dat Cynthia daar uitspreekt: het is van de aardtrap ik jou in de stront, dan ga ik er zelf beter van ruiken”.

Nu de reactie van een, ook door mij, gerespecteerde Surinaamse entertainer, maar die wel commerciële banden heeft met McLeod: de formulering is zeker niet gelukkig. Maar de vóórzinnen moet je er ook in meenemen, want in de hoofdzin zegt Cynthia McLeod dat we ‘een verschrikkelijk sterk volk zijn”, juist omdat wij de slavernij hebben overleefd. Op basis hiervan concludeerde de entertainer, dat het niet logisch is te concluderen dat McLeod de slavernij goedpraat.

Reactie 1 spreekt boekdelen en behoeft verder geen bespreking, maar reactie 2 wel.

Zelfs in het geval dat je ontzettend hard je best doet te geloven dat McLeod de slavernij niet goedpraat, dan nog kun je niet ontkennen dat ze de – in haar ogen – positieve kanten van de slavernij in het zonnetje zet. Maar slavernij heeft nooit positieve kanten. De entertainer noemt de formulering “ongelukkig”, alsof het zo’n unieke, wereldvreemde, formulering is. Deze standaardformulering over de zegeningen van de slavernij, die ik o zo vaak heb gehoord uit monden van (soms naïeve) Nederlanders, naïeve Surinamers en niet- beter-wetende Surinaamse ouderen, was voor mij juist een reden mijn 1 juli overdenking van vorig jaar, 2012, hieraan te wijden.

Die mevrouw McLeod heeft vast en zeker – net als u en ik –  die formulering (letterlijk of naar strekking), eerder gehoord uit de mond van mensen uit bovengenoemde groepen. Ze was daarom ruimschoots in de gelegenheid die uitspraak te beoordelen en te toetsen aan haar eigen opvattingen. Dus van een ongelukkige formulering wil ik niet weten.

In tegendeel behoort dit soort ideeën tot het gedachtengoed van het type Surinamers als Mcleod dat er o zo trots op is af te stammen van Europeanen, zonder zich vooraf ervan te vergewissen of die afstamming niet begon met de godsliederlijke verkrachting van een slavin en/of de vernedering van haar man. Natuurlijk zal dat in heel zeldzame  gevallen anders zijn geweest, maar de uitoefening van almacht door de slavenhouder, was wel de basisregel!

Een passage hieronder uit een Nederlandse krant spreekt over deze materie boekdelen.  Dit vormt slechts een bevestiging van wat we allang wisten uit monden van ouderen.  Het kwam in geheel Suriname en daarbuiten voor, maar wordt nu bevestigd door de Nederlanders zelf.  Bron: PROVINCIALE DRENTSCHE EN ASSER COURANT2 mei 1855, TWEEENDERTIGSTE JAARGANG. JG. 35.:  “Ik moet hier nog bijvoegen, dat gezegde G. Macdonald een der meest zedelooze wezens is, die gij u kunt voorstellen. Hij heeft zich het voorregt aangematigd, dat zijne jonge slavinnen hare eerste gunsten aan hem ten offer brengen, en wee, driemaal wee,  het meisje, dat dit verlangen van haren verdierlikten meester zou vergeten. Somtijds bewijst hij ook zijne slaven de eer, niet alleen hunne dochters, maar ook hunne vrouwen (of neen, dat mag een slaaf niet hebben, dus liever gezellinnen) tot zich te roepen. En dan, o vreesselijk denkbeeld, moet de man, in wiens borst toch ook een menschelijk hart woont, al is hij dan maar slaaf, dit geduldig en zonder zich te verzetten, aanzien.” Dit betrof een slavenhouder uit Coronie.

De angstaanjagende almacht van de slavenhouder enerzijds en de drang van de slavinnen naar lijfsbehoud anderzijds, mogen daarbij niet worden onderschat. Deze omstandigheden leveren voldoende grond op een zekere reserve in acht te nemen, wanneer men met misplaatste trots,  als een zwakzinnige loopt te koketteren met zijn/haar “verheven” Europese afstamming, die ontsprong in de Slaventijd.

Ik ken iemand die net als ik deed aan stamboomonderzoek,  en die erachter kwam dat hij uiteindelijk ook Europese voorouders had. Hij vertelde mij hierover: “ik onderzocht toen niet verder hoor, omdat vanaf dat punt geen sprake meer was van vrijheid in de vrouw/man-relaties, en vooral was ik bang dat ik een beerput zou kunnen belanden, die mij pijn zou kunnen doen”.

Wij hebben volgens McLeod de slavernij overleefd,  omdat wij een verschrikkelijk sterk volk zouden zijn (mentaal en/of fysiek). Dat is niet waar! Wij overleefden door heel andere omstandigheden, waaronder de opkomst van het liberalisme in Nederland die de absolute macht van de koning aantastte en niet te vergeten de druk van de wereldopinie. Daarnaast speelde ook mee dat het vrijheidstreven onder de slaven toenam onder invloed van de afschaffing in de omliggende Engelse en Franse koloniën. Hierdoor nam ook de vrees bij de Nederlandse regering toe voor slavenopstanden in Suriname en op Curaçao, maar toch heeft nog 30 jaar na de afschaffing in Engelse koloniën, de slavernij kunnen voortduren in de Nederlandse koloniën? In Amerika was er een bloederige burgeroorlog voor nodig om daar de slavernij te beëindigen. Wanneer in 1863 niet voor elke slaaf 300 gulden was neergeteld door de Nederlandse Staat, hadden nog minder slaven het overleefd. Voor de slavenhouder was de slaaf immers een economisch goed, net zoals de koeien in de wei, getuige de volgende passage uit een Nederlandse krant in het Emancipatiejaar.

No 49, Nieuw Amsterdamsch Handels- en Effectenblad 16 februari 1863, NEDERLAND:  “ In het district Coronie heeft een plantaadje-eigenaar de onmenschelijkheid gehad, eene slavin, die van een kind bevallen was, de noodige verzorging voor dat wichtje te weigeren, zeggende dat de emancipatie-wet hem vergoeding terughoudt  voor kinderen, die, na de afkondiging dier wet geboren worden, en hij derhalve geen belang er bij heeft of het kind blijft leven, dan wel of het sterft.” Lees meer over andere incidenten op deze site (rubriek historie/slavernij).

Neem uitdrukkelijk in acht dat het vorenstaande zich afspeelde in het Emancipatiejaar, 1863. Bedenk dan eens wat er zou zijn gebeurd als in Suriname de Nederlandse Staat niet voor elke slaaf 300 gulden had willen neertellen, maar 0,0 cent. Dan had dit zogenoemde slavenvolk, althans de meerderheid, het niet overleefd, hoe sterk het ook was/ is (geestelijk/fysiek). Immers, de slaven zouden met het oog op het naderende 1 juli 1863 doodgewerkt worden om voor die fatale datum een maximumproductie voor de slavendrijver te behalen. Ze zouden ook met minder scrupules worden vermoord/opgeruimd. Susanna du Plessis verdronk zonder blikken of blozen de baby van een slavin, enkel omdat de baby huilde en het de moeder niet lukte om dat gehuil te stoppen. Daarna gaf ze de dode baby terug aan de moeder met de woorden: ziezo, het huilt niet meer!  Zo zie je weer met welk gemak en hardvochtigheid een slaaf werd gedood.

En dan uit de mond van een opportuniste te moeten aanhoren dat wij de slavernij overleefden omdat wij een verschrikkelijk sterk volk zijn. Als voor pasgeboren baby’s in het Emancipatiejaar ook vergoedingen werden verkregen, zouden ze niet aan hun lot zijn overgelaten, maar in tegendeel zouden in geheel Suriname (ook op de Antillen) de slaven juist worden gedwongen tot het fokken voor de slavenhouder van zo veel mogelijk kinderen, die voor 1 juli 1863 het levenslicht moesten hebben gezien. Aldus kon de slavenhouder een hogere vergoeding voor zijn slavenmacht in de wacht slepen, maar dat was dus niet aan de orde.

Hier nog eentje: als een zwangere slavin volgens de meester een Spaansboko (Spaanse bok) verdiende, werd in het zand een gat gegraven, waarin de buik van de zwangere vrouw paste. In dat gat moest ze dan met haar dikke buik gaan liggen als ze de aframmeling kreeg. Aldus werd de vrucht in de vrouw (een economisch goed) beschermd. Een miskraam zou immers geldelijk verlies voor de meester betekenen. Ik weet niet of dit ook in Suriname gebeurde, maar op Curaçao, zeker weten!

Het was dus gewoon Calvinistisch koopmansgedrag van de slavenhouders, dat voor de meerderheid van de slaven in het Koninkrijk een redding was op 1 juli 1863 en dus niet “de kracht van dit volk”.  Zonder ons slavernijverleden zou je ook geen opportunisten hebben gehad, die thans het slavernijverleden  gebruiken als melkkoe en tegelijkertijd onzin uitkramen,  zoals dat wij zonder slavernij thans een van die zielige Afrikanen zouden zijn geweest. Dit laatste geeft bovendien ook weer aan hoe slecht McLeod op de hoogte is van de opkomst en groei van de Afrikaanse economieën, zoals van Ghana en Nigeria.  In die landen is de groei ontzettend groot, relatief vele malen groter dan de groei in Europa. Helaas weet men buiten Nederland en Suriname niet wat voor vlees men met deze moesje in zijn/haar kuip heeft, anders had ze het daar al lang geleden mogen schudden. Ze weet ook dat veel mensen geschokt waren in hun moreel over haar uitspraken, maar haar excuses heeft ze nooit aangeboden. Ze blijft een moesje, want die hebben altijd gelijk, al is het maar vanwege hun “bigi sma” leeftijd.

Herwin Hooplot 

Bladwijzer de permalink.

Reacties zijn gesloten.