Nieuwe Surinaamsche courant 08-02-1900, jaargang, nummer: X 8, 791
… een district, waar niet anders wonen dan domme menschen (wordt vervolgd)
CORONIE, 1 Febr. [Part. Corr.)
We zijn hier wat blij met de regens, die thans vallen; veel water hebben wij evenwel niet, maar wij kunnen ons er mede redden, ons en vee. In het kanaal staat, ook weder wat water; het is echter gevaarlijk geworden, nu de gedolven gaten dicht zijn, hetgeen wij helaas dezer dagen hebben moeten ondervinden doordien een jongen bij het doorwaden van het kanaal in zoo’n gat is terecht gekomen en toen verdronken.De droogte zal echter niet gauw vergeten zijn, daar wij daaraan herinnerd worden door de opbrengst der cocosnoten.
O. apropos: De belangstelling in ons district konden wij weder een beetje gewaar worden, door een bezoek van den Veearts, die hier met de mail aankwam, maar onze hoop is niet groot meer om verbetering in ons isolement te krijgen, waar in de stukken van de Koloniale staten te lezen is, door een lid (2) gezegd, dat Coronie geen geschikte personen meer bezit, zelfs niet om lid van den “Raad van Hoofdingelanden”(3) te zijn, dat wij n.b. minder zijn dan Paranegers. Dit heeft ons hier wel een beetje opgeschrikt.
Dat is een kras beweren en toch, wat vermogen wij hier daartegen?
Men kan toch moeielijk een examen aanvangen. Maar voor zulk een district, waar niet anders wonen dan domme menschen en dat slechts wat cacao en cocosnoten aflevert, zal wel niets ingrijpends gedaan worden. Is waarlijk erg genoeg, dat wij door onze eigen vertegenwoordigers moeten worden uitgescholden. Het is een schande. Enfin!
Intusschen is dit wèl hard zóo geminacht te worden.
Wij doen echter ons best dat uitschelden voor domme menschen maar niet aan te trekken, in aanmerking nemende van wie het komt. Maar als men in zyn domme onschuld nog hoog opziet tegen sommige lui en men ziet dan wat een kost ze opdisschen, dan wordt men flauw of krijgt den geeuwhonger, zelfs zonder te proeven. Nu laat mij u liever iets plaatselijk en vroolijks mededeelen.
Onze burgerkapitein, onze Oranjeridder, onze Ambtenaar van den Burgelijken stand, kortom onze waarde Sevonoaks zal den 12n dezer zijn 25jarige jubile als kapitein van de gewapende Burgermacht vieren. Hoe dom en hoe arm wij ook zijn, wij zullen dien dag feestelijk opwekkend met hem vieren.
Deel 2 volgt! Terug naar index voor overige brieven over dit onderwerp klik op De Coroniaan
Deze is de oudste ons bekende getuigenis, die bevestigt dat het vooroordeel dat Coronianen dom zijn, oorspronkelijk was gericht tegen de (geletterde) mulatten en witte mensen in Coronie, die na afschaffing van de slavernij de upperclass van Coronie vormden en die hun mannetje wel konden staan: dit werd hun niet in dank afgenomen door de bestuursambtenaren in Paramaribo. De schrijver van de brief spreekt dan ook in de wij-vorm. Jammer dat deze mensen – na verhuizing naar Paramaribo – zelf meewerkten aan de instandhouding van de vooroordelen jegens hun voormalige districtsgenoten, kennelijk om te demonstreren dat zijzelf niet die groep behoren ( redactie coronie.eu).
J.E. Muller, lid der Koloniale Staten (redactie Coronie.eu).
Adviesraad /Districtraad om de dc van advies te dienen (redactie coronie.eu).
Deel 2 volgt! Terug naar index voor deel 2 en overige brieven over dit onderwerp klik op De Coroniaan