een district, waar niet anders wonen dan domme menschen

… een district, waar niet anders wonen dan domme menschen 2/2

Nieuw Surinaamsche Courant 5 april 1900

Over en uit Coronie

In den laatsten tijd is alhier veel gesproken, in verontwaardigden zin over hetgeen door den heer Muller in den Koloniale Staten gezegd is, als zoude geen geschikte elementen alhier aanwezig zijn om te worden benoemd tot lid van de Hoofdingelanden. Niets is minder waar dan dit.

Er zijn hier wel geschikte personen, doch die hartelijk bedanken voor die eer. Men moet hier zijn om te weten, hoe de leden van den Raad behandeld zijn geworden, om tot de wetenschap te komen, waarom niemand zich de benoeming wil laten welgevallen. Met opoffering van hun tijd en met eigen vervoermiddelen moeten zij dikwijls van huis naar het Commissariaat gaan en, b.v wanneer de Commissaris (B. Boekhoudt red.) moet worden vervangen zonder enige vergoeding, terwijl de Commissaris toch ruim betaald wordt en daarenboven krijgen ze niet zelden onheusche behandeling van de Commissaris.

Verbeeld u m.d. R, dat eens een Commissaris afwezig was en toen zijn remplaçant op het kantoor kwam om waar te nemen, vond hij alles verzegeld, terwijl hij op de tafel niets anders vond dan een stuk timmerkrijt en een stuk vierkant potlood en een vel conceptpapier: toen moest de remplaçant uit eigen beurs papier en schrijfbehoeften aanschaffen, onderwijl de afwezige Commissaris van de Lande papier en schrijfbehoeften kosteloos krijgt. En weet U wel m.d.R wat de dank of het loon voor deze remplaçant was?  Dit, dat de Commissarissen onwaarheden over hen, ten hunne nadeele aan de Gouverneur schrijven.

Wie wil nu onder deze omstandigheden fungeeren als lid van de Raad Hoofd Ingeland? De heer Muller zeker toch niet als hij hier was en zoo als boven werd behandeld. Moet hij betalen voor het papier dat hij als Statenlid gebruikt, of wordt do or een Commissaris of anderen bij den Gouverneur per brief beklad?In het Archief van den Gouverneur zullen de brieven wel te vinden zijn, die vertellen hoe de leden van den Raad hier werden beklad. De heer Muller dit alles niet wetende krenkt in weerwil van zijn onwetendheid met den waren stand van zaken, de ingezetenen van dit district, door hen minder te achten dan Paranegers, tegen wie hij eens een motie heeft ingediend. Over ons hier heeft hij echter nooit een Motie over dezelfde zaak ingesteld.

Al zijn de mannen hier niet geletterd zoals de heer Muller, toch zal men moeielijk kunnen ontkennen dat zij beter het district kennen en weten wat gedaan moet worden om het op te beuren.

Is het niet aan de heer Sagon Juda (Joodse landbouwer red) te danken dat de vestigingsplaats Totness deels gevrijwaard is gebleven van totaal door zoutwater overstroomd te worden? En welke waarde hechten Commissarissen in den regel aan raadgevingen en adviezen der raadsleden? Ik kan dit bewijzen door aan te tonen dat de heer Juda den huidigen Commissaris geadviseerd heeft de afdamming van het kanaal op de oude plaatsen aan te leggen, welke raadgeving in den wind is geslagen.

En wat is er gebeurd? Het kanaalwater is tengevolge daarvan door en door zout geworden en niet  – zoo als van hier uit in de bladen in de stad schrijft – brak.  Het zeewater vond een doortrek door de verknoeide afdamming van den Commissaris, en wel voor het nieuwe Kamp en niet over de zijlijn van Friendship, zooals U eenigen tijd geleden in de Surinamer had geschreven. Als de huidige Commissaris den Raad  Hoofdingelanden, zoo die Raad werd gehonoreerd, gehoord had voor hij overging om het zoogenaamde Kanaal te verbinden met de groote zwamp, die leden zoue de Z.E.G. hebben geadviseerd om dat nutteloos werk niet te verrichten, maar het toegestaan crediet in het belang van het district nuttig te besteden.  Of wanneer gevraagd werd naar het oordeel van die mannen omtrent het planten van paroewa op de moddervlakte, waarmede ook een paar honderden guldens van belastingschuldigen als weggesmeten kunnen worden beschouwd, ze zouden er zeker tegen zijn geweest.

Ik herhaal het m.d.R – er zijn hier in Coronie  wel degelijke mannen te vinden die het  districtsBestuur, als Raad Hoofdingelanden ter zijde kunnen staan. Maar wie wil in zulk een Raad gaan zitten, gepresideerd wordende door een man die gaarne  alleen aan het woord wil zijn, daarenboven niet op de hoogte is, en nota bene vanuit de hoogte op de raadsheeren nederziet. Zou de heer Muller dat toelaten?

Toen er zooveel over de zwamp geschreven en gesproken is geworden, heb ik een der gewezen Raadsleden die de achterlanderijen van  Coronie door en door kent, erover geïnterviewd en die heer verzekerde mij dat als de Commissaris het weinige water van de groote zwamp voor uitspuien wil gebruiken het Gouvernement duizenden en duizenden guldens zal moeten besteden om het kanaal van de communicatie of minstens eenige meters diep te delven om den bodem gelijk te maken met de laagten achter die groote zwampen, of beter gezegd, de groote laagte. Op mijne vraag aan dat geweezen Raadslid of het water dan de beplantingen van de pachters op Totness niet zal beschadigen nu het Kanaal schoongemaakt is, wees hij op de groote overstroomingen van 1890 en de kleine van 1897, die plaats vonden zonder dat het kanaal schoon was gemaakt of verbonden met de groote laagte, die de Commissaris “zwamp”, gelieft te noemen.

Na zulk een langdurige droogte, waardoor bijna alle kanalen en loostrenzen zoo door de modder dicht zijn,  moet het overtollige regenwater dat geen loozing heeft een uitweg zoeken, overstroomt dus de cultivatie, loopt over de communicatie en vindt alzoo een weg naar zee. Dit geval kon zich, als de regens aanhouden, van dit jaar voordoen, dus men zij voorzichtig. Terug naar index voor overige brieven over dit onderwerp klik op De Coroniaan


 

 

Bladwijzer de permalink.

Reacties zijn gesloten.