Koloniaal Nieuws- en Advertentieblad Suriname nr. 80, jg 61, vrijdag 8 october 1909
Gebrek eensgezindheid en samenwerking: de grootste ramp zoo daarop niets gevonden wordt 2/2.
Coronie, 1 october ’09.
In mijnen brief van 1 September sprak ik het vermoeden uit dat eene wet met dwingende bepaling tot het onderhouden der loozing tot samenwerking zeker de algemeene instemming zou verwerven.
Dat ik daarvan zoo spoedig de bevestiging mag vermelden, is mij zeer aangenaam. Er is nl. door een aantal der voornaamste grondbezitters een adres aan den landvoogd gezonden met verzoek om een dergelijke wet voor Coronie vast te stellen, en wel zoo spoedig mogelijk en per keerende mail kwam ook reeds het antwoord, meldende dat het onderwerp de volle aandacht van den Gouverneur bezit en overwogen wordt de mogelijkheid van zoon wet.
Alzoo naderen we meer en meer den gewenschten toestand, waaruit voor het District niets dan goed kan voortkomen. Nu hoop ik niet dat iemand mij voor zoo onnoozel zal aanzien, dat ik zelfs maar voor een oogenblik zou denken dat een Wet alleen, hoe goed ook, in staat zou zijn betere toestanden te scheppen.
Immers de naleving en wel de naleving met instemming moet het ‘m doen, doch juist daarin heb ik het grootste vertrouwen, en wel omdat de Coronianen, (men moge zoo veel leelijks van hen zeggen als men wil) niet van gezond oordeel ontbloot zijn, vooral niet als het hun eigen belang raakt, zooals hier het geval is.
lk ben in dat oordeel nog versterkt door den maatregel inzake de ziekte der kokospalmen dezer dagen aanbevolen. Een enkele bespreking door den Districts Commissaris met belanghebbenden gehouden, was voldoende om duizenden doode en zieke palmen te doen omhakken en wegruimen, in 4 weken tijds, zoodat geen enkele staande is gebleven.
Een aandoenlijke overeenstemming zou men dit kunnen noemen, indien er geen tegenstribbelaars waren geweest, maar deze waren verreweg in de minderheid, en deden dus zoo wijs om maar ook vol moed aan het werk te gaan.
En daar ik nu uit ondervinding weet dat dit ook een eigenschap is van de Coronianen, om niet met enkelen uit te durven komen, maar wel met hoopen, en in dezen tijd de groote meerderheid welgezind is, en tot alle goede werken bereid, stel ik mij zeer veel goeds voor van de te nemen maatregelen, die het algemeen ten goede moeten komen.
We leven dus in opgewekte stemming in dat opzicht. Die stemming is minder opgewekt in zake de reis naar en van de stad per Gouvernementsstoomers. (…..)
CORONIAAN