Gebrek eensgezindheid en samenwerking:

Koloniaal Nieuws- en Advertentieblad Suriname nr. 73, jg 61, dinsdag 14 september 1909

Gebrek eensgezindheid en samenwerking: de grootste ramp zoo daarop niets gevonden wordt 1/2.

1 september 1909

Brieven uit Coronie

Voor en aleer, de toestand van Coronie, verbeterd zal zijn, doordien de plantages en gronden weer loozing hebben, op hetgeen evenwel  gegronde hoop bestaat, zooals ik in mijn vorigen brief schreef, zal nog heel wat moeten gebeuren en gewerkt worden. Er zal ook een aardig  sommetje medegemoeid zijn, en of iedereen daarvoor de vereischte finantieele kracht zal bezitten is ook niet zeker; maar er moge daardoor eenige vertraging ontstaan, dat feit zal toch op den duur de verbetering niet tegenhouden, zoo er maar eensgezindheid en samenwerking bestaat, doch helaas, die bestaat  tot heden niet, en dat is en zal blijven voor Coronie de grootste ramp zoo daarop niets gevonden wordt.

Men moet weten dat in Coronie de plantages naast elkaar liggen, en alle van elkaar gescheiden zijn door zijdammen, waardoor ieder een eigen loozing moet hebben. Die toestand is blijven bestaan, ook nadat die plantages verkocht waren in kleine perceelen, zoodat nu samenwerking noodig is van 30, 40 soms 50 en meer eigenaren in dezelfde plantage, om wat aan de gemeenschappelijke loozing enz. te doen.

Men zal toegeven dat zoo iets niet gemakkelijk gaat, en zeker niet vlug. Er zijn altijd ontevredenen, of betweters, en vooral achterblijvers,  zoodoende komt nooit iets van eenig belang tot stand, en doet men eens al iets, dan is het gewoonlijk voor een gedeelte slecht werk. Doch daar blijft het niet bij, het ergste is dat geen enkele tot stand gebrachte verbetering, later onderhouden wordt.  Zoon toestand maakt de besten wanhopig.  En nu mag men de belanghebbenden er al gedurig op wijzen, en op alle manieren de lui trachten aan het verstand te brengen dat het hun belang is samen te werken, jawel! ze weten dat zelf ook wel; maar daarom doen ze het nog niet, daarvoor zijn in zoon kleine maatschappij te veel invloeden die zich doen gelden.

In dit geval kon alleen het Bestuur helpen, en ik twijfel niet of men zal overtuigd zijn dat voor alles deze aangelegenheid geregeld dient te worden en wel door een verordening of reglement, met dwingende bepalingen voor de onwilligen. Men versta mij wel. Ik zou niet wenschen eene wet waarbij het Bestuur voorschrijft wat gedaan moet worden, en waardoor men feitelijk het eigendomsrecht  zou aanranden, maar bepalingen  die zekerheid geven, dat werken of verbeteringen in ‘t algemeen belang der plantages of gronden, door  de meerderheid noodig  geacht, niet door enkelen kunnen verhinderd of tegengehouden worden.

Mijns inziens behoeft dat geen uitgebreide verordening te zijn, doch kan men op beknopte wijze, door enkele algemeene bepalingen dat doel bereiken. — Ik zal er me niet aan wagen om hier in details zoon verordening te ontwerpen, daartoe zal het Bestuur beter in staat zijn.

Maar in hoofdtrekken stel ik me voor dat men zou moeten regelen:

  1. Wat onder algemeene werken valt.
  2. Hoe groot ieders aandeel in die algemeene werken is, t.w. volgens de grootte van ieders eigendom.
  3. De uitvoering door een zelf gekozen definitief Bestuur (polderbestuur)
  4. De verantwoordelijkheid tegenover het Gouvernement.

Wanneer zoon wet of verordening bestaat, is ook de finantantieele kwestie opgelost, daar men dan voor belangrijke werken, die van blijvend nut zijn, ook voor de toekomst, leeningen zou kunnen aangaan, evenals dit in Nederland door polders en waterschappen geschiedt. Dat is alleszins billijk, daar het niet aangaat dat wij alles betalen, waarvan het komende geslacht misschien nog het meeste profijt heeft.

Voor de goede werking van zoon Wet, is echter in de voornaamste plaats noodig, dat ieder baas in zijn eigen huis blijft, dus geen hinderlijke bemoeiingen van ambtenaren of dergelijke, maar dat het Bestuur slechts dan optreedt, als de belangen van het algemeen of van derden, dit noodig maken, hetzij door het verrichten of het nalaten, van iets door een der polderbesturen. Daartegen kan gewaakt worden, door de begrootingen jaarlijks te doen opmaken met verplichte mededeeling daarvan aan het Bestuur. Deze aanteekeningen zullen ongetwijfeld mijne bedoelingen voldoende toegelicht hebben en bepaal ik mij daartoe. Moge deze stap in de goede richting voor Coronie weldra gedaan worden!

De Coronianen hebben in doorsnee, practischen blik genoeg, om het nut te begrijpen, van een dergelijken maatregel zoodat hij zeker vrijwel de algemeene instemming zal wegdragen.

En ‘t Gouvernement  zal er ook wel bij varen daar dan meteen ‘n eind gemaakt wordt aan dat gebedel om finantieelen steun voor een werkje hier, een dam daar, een loostgrens ginder enz. enz. en waar nog al eens aan toegegeven wordt.

CORONIAAN.

Bladwijzer de permalink.

Reacties zijn gesloten.