Koloniaal Nieuws- en AdvertentiebladSuriname d.d. 10 juli 1923, no 56, 1923, 75e jaargang
Mailmisère en 1 juli viering.
Coronie, 29 Juni 1923.
De vorige mail heeft een aantal vrachtgoederen achtergelaten, men zegt zelfs meer dan medegenomen werd. Dat zal regel worden, want de transportbooten ontbreken. Laatst is er een afgekeurd en geen andere ervoor in de plaats gekomen, zoodat we nu twee transport booten hebben, net genoeg voor de passagiers en hun bagage en enkele kleine colli. Goed uitgerekend hebben we dus maar één mailgelegenheid per maand. De andere komt „en passant” even voor Coronie om op te nemen wat in zee ligt te wachten, hoofdzakelijk passagiers en mailpakketten, daar booten om ook de vrachtgoederen te brengen ontbreken. Deze keer zal de stoomer voor Coronie blijven om de vrachtbooten tijd te geven naar de wal terug te gaan om nog een lading te brengen. Maar ‘t zou best kunnen gebeuren dat de vracht te veel is, doordien de vorige keer zooveel is achtergebleven, dat alles in twee trips nog niet kan gebracht worden. Wat dan? Zal de stoomer dan nog een dag langer blijven wachten of zullen dan maar weer de vrachtgoederen achtergelaten worden? En wat hebben we aan een mail van Demerara? Onze producten: noten, olie, varkens, en zeg rijst, kunnen we daar niet kwijt. Misschien wat vruchten, en patates en kleinigheden, maar die zijn in Paramaribo ook te verkoopen, en daar komt nog bij dat we die ook niet zooveel hebben. En mocht het ooit eens zoover komen dat we die wel hebben, dan kunnen we die toch altijd nog voordeeliger in Paramaribo verkoopen. Coronie heeft geen belangen in Demerara, en dat is wederkeerig.
Uit dien hoofde kon Coronie dus ook gerust uit de gewone mailbootdienst zooals men die nu probeert, uitgeschakeld worden. Ook de communicatie in Coronie zelf komt weer leelijk in ‘t gedrang daar met de zware regens, hier en daar deze onder water komt. Dat schijnt ook maar niet te verhelpente zyn, maar ‘t moet op denduur er toe komen, dat alle cultuur onmogelijk wordt wegens gebrek aan verkeerswegen in het district. En dan? Wel, dan hebben we ook geen mail meer noodig,dan voor brieven en passagiers,zoo eens in de 3 maanden en wat zal men dan in z’n schik zijn dat men van dat lastige Coronie eenmaal ontslagen is. En dat moet het einde zijn, als men doorgaat met Coronie niet te kunnen of te willen geven wat noodig is.
Inmiddels zullen de Coronianen,in ‘t algemeen gesproken, zich vandat alles nog maar geen harnas aantrekken, en maar vrolijk van ‘t leven genieten. Deze keer zal de emancipatie weer vrolyk herdacht wordenen liefst een heele week, alle dagen de een of andere vrolijkheid en ‘s avonds dansen. Men moet dus tot de conclusie komen „dat het er hier nog aanzit”. En dat is toch mis. De reden is, dat men hier zoo weinig plezier heeft en dus zoon gunstige gelegenheid met beide handen aangrijpt om dan maar eens flink uittefuiven.
Coroniaan.