Inleiding
Ik merk dat veel mensen er overtuigd van zijn, dat in het verleden Coronie en Nickerie bestuurlijk één groot district vormden, dat zich uitstrekte vanaf het Coppenamepunt in Coronie tot aan de Corantijnrivier in Nickerie en dat op een later tijdstip in de geschiedenis Coronie werd afgesplitst van Nickerie.
Wikipedia, een internetencyclopedie, verwoordt de splitsing als volgt: Coronie maakte aanvankelijk deel uit van het district Nickerie. Het huidige Nickerie werd “Neder-Nickerie” genoemd; het huidige Coronie “Opper-Nickerie” of “de Zeekust”. Het district Coronie werd op 10 oktober 1851 afgesplitst en vernoemd naar de militaire post Corona, gelegen tussen de plantages Friendship en Bantaskine, die zijn naam weer dankt aan de Coronakreek.
Maar is dit allemaal wel waar? Naar het antwoord ga ik op zoek hieronder.
Oude en Nieuwe Kolonie

In 1795 werd Nederland tijdens de Franse Revolutie door Frankrijk onder de voet gelopen. Suriname werd toen een kolonie van Frankrijk. Maar Suriname viel kort daarna in handen van de Britten. Krachtens het daaropvolgende Vredesverdrag van Amiens in 1802, werd de kolonie Suriname weer Nederlands bezit. Maar de Britten bleven tot 1816 de kolonie Suriname besturen (het zogenoemde “Engels Tussenbestuur”). Krachtens het Vredesverdrag van Parijs (1815) behielden de Britten de gebieden Berbice, Essequibo en Demarara (voormalig Nederlands bezit).
Nederland kreeg toen het resterende deel van kolonie Suriname terug. Volgens Van Sypesteyn 1854 (p.67 68,145)[1] werd sindsdien onderscheid gemaakt tussen oude en nieuwe kolonie. Tot de oude kolonie behoorden toen het gedeelte begrepen tussen de Marowijnerivier en Coppenamerivier. De nieuwe kolonie was het gebied gelegen tussen de Coppenamerivier en de Corantijnrivier.
De oude kolonie
De oude kolonie was onderverdeeld in de stad Paramaribo, met bijbehorende buitenwijken en gronden en overigens in de volgende 8 divisies: Boven-Suriname, Thorarica, Para, Boven-Commewijne, Boven – Cottica en Perica, Beneden – Commewijne, Beneden – Cottica, Mattappica; en Saramacca.
Nieuwe kolonie
Begrenzing
De grens van de nieuwe kolonie liep vanaf de Coppenamerivier tot aan de Corantijnrivier en bestond het uit de twee districten Nickerie en Coronie. De oorspronkelijke bewoners van de nieuwe kolonie waren de Indianenstammen: Warraus (Warrausch), Caraïben en Arrowakken.
Oorspronkelijke namen Nickerie en Coronie
Nickerie
Volgens C. van Coll (p.508)[2], een missionaris in de kolonie Suriname in de achttiende Eeuw, noemden de Arrowakken het gebied dat we nu kennen als district Nickerie: Mitjaréng = Wees niet gierig.
Volgens Teenstra (p.115)[3] zou – naar zeggen van sommige indianen – de Nickerierivier zijn vernoemd naar de awarinoot, dat in het Warraus Nickeri werd genoemd. Het lijkt aannemelijk dat het district Nickerie zijn naam rechtstreeks ontleent aan de Nickerierivier en dus niet aan de awarinoot zelf. In de oude kolonie namelijk, werd naamgeving van een gebied gekoppeld aan de rivier of kreek waaraan het gebied was gelegen. De nieuwe kolonie was gesitueerd aan de Nickerierivier.
Coronie
De Arrowakken hadden het gebied dat we thans kennen als Coronie, vernoemd naar een bloem, genaamd: Séwejoe of Jórojóro. Dit betekent: gele oleander (zie foto). Toevallig heeft deze bloem ook in het Latijns twee verschillende namen: Thevetia neriifolia en Thevetia peruviana. Volgens verschillende bronnen zou Coronie zijn naam hebben ontleend aan de in 1828 dichtgeslibde Coronakreek. Over dit onderwerp heb ik hier in het verleden reeds uitgebreid geschreven en recentelijk geüpdatet.
Opperdistrict en Nederdistrict: cultivatie en fysieke scheiding
Volgens Van Sypesteyn (p.201) werd in 1797 onder gouverneur De Friderici het huidige Nickerie (Nederdistrict) voor het eerst bebouwd; op de plantages Paradise en Plaisance, waar de eerste ontginning van het gebied was begonnen. Op deze plantages, die toen nog eigendom waren van gouverneur De Friderici, werd katoen geplant.
Het district Coronie (Opperdistrict) daarentegen werd, volgens Van Sypesteyn, pas in 1808 bebouwd; zijnde Lot n°. 210 (nu plantage Burnside). Deze was de eerste in Coronie aangelegde plaats en die eigendom was van A. Cameron, die er katoen plantte. Tijdens het “Engels Tussenbestuur” hadden veel Engelsen en Schotten zich gevestigd in de nieuwe kolonie.
Volgens Stuger 1900 (p.56 en 65)[4] werd de begrenzing tussen beide districten gevormd door een uitgestrekte hoeveelheid onbebouwde grond, zware bossen en ondoordringbare zwampen, die dichtbegroeid waren met Awarimakka, een doorngewas met zeer scherpe doornen. Dit grensgebied had volgens Stuger een lengte van 16.000 Rhijnl.voeten (5,2 km red. Coronie.eu). Hierdoor waren over land geen verbindingswegen of -paden tussen beide districten.
In 1834 schreef M.D. Teenstra met betrekking tot de geografische positie van beide districten het volgende: “De oppervlakte dezer beide Nickeri-distrikten bedraagt 2/5 bijna gedeelten der geheele kolonie, en daar ieder distrikt zoo geheel op zich zelf gelegen is, kan men zoo wel opper- als neder- Nickeri voor eene afzonderlijke, aan Suriname onderhoorige kolonie beschouwen.”
Hierboven zag u dat beide districten op twee volgtijdelijke tijdstippen en onafhankelijk van elkaar in cultuur zijn gebracht en dat zware bossen en een grote ondoordringbare zwamp over een lengte ongeveer 5,2 km beide districten fysiek van elkaar scheidde, waardoor geen communicatie over land mogelijk was. Volgens Teenstra ten slotte, zou men vanwege het feit dat beide districten zo los van elkaar staan, zelfs kunnen spreken van twee verschillende nieuwe koloniën als onderdeel van Suriname.
Bestuurlijke ontwikkeling
Nadat in 1816 aan het “Engels Tussenbestuur” een eind was gekomen en het gezag over de nieuwe kolonie (Nickerie en Coronie) op 16 februari van datzelfde jaar was overgedragen aan Nederland, kwamen voor de fungerend gouverneur, Van Panhuys, toch wel lastige bestuurlijke problemen aan het licht, die het adequaat besturen van de nieuwe kolonie vanuit Paramaribo zeer moeilijk maakten.
Volgens Heckers (p.41 e.v.)[5] hadden zich in de periode van het “Engels Tussenbestuur” veel Engelsen en Schotten gevestigd in de nieuwe kolonie. Bij de machtsoverdracht in 1816 heeft Nederland node moeten accepteren dat er een nogal drukke vrijhandelszone tussen Nickerie en Berbice bleef bestaan. Dit vrijhandelsverkeer bracht grote schade toe aan de binnenlandse handel. In de nieuwe kolonie was er slechts één onbezoldigde, bovendien Engelsgezinde, commissaris aanwezig. Hij was in dit gebied vertegenwoordiger van de gouverneur, die de hoogste gezagdrager was in de kolonie Suriname.
Maar de toenmalige gouverneur, Van Panhuys, kon vanwege de grote afstand Paramaribo niet verlaten om zich persoonlijk van de feitelijke toestand in de nieuwe kolonie ofwel Nickerie op de hoogte te stellen. Toen immers beschikte men nog niet over de hedendaagse communicatiemiddelen. Dit bestuursprobleem hield het Moederland, de gouverneur en de regering heel serieus bezig. De vrees was namelijk, dat de nieuwe kolonie enigszins vervreemd zou kunnen raken van het andere deel van Suriname (de oude kolonie). Daarnaast moest worden voorkomen dat de reeds bestaande concurrentiestrijd tussen de oude kolonisten zou toenemen. Het gemis aan een adequaat openbaar bestuur in de nieuwe kolonie liet zich hier duidelijk gevoelen.
Als gevolg hiervan gaf gouverneur Van Panhuys d.d. 30 juni 1816 een schriftelijke instructie aan de commissaris van het district en aan zijn plaatsvervanger, respectievelijk de heren Samuel Ricketts en James Balfour. De Instructie omvatte 9 artikelen waarin de taken en bevoegdheden van de commissaris waren vastgelegd, evenals de doelen die daarbij moesten worden nagestreefd. Reeds een week later werden de instructies aangevuld met een Additionele Instructie voor de commissaris van de nieuwe kolonie en zijn plaatsvervanger (zie Heckes p.43 ev).
Men mag vrijwel zeker stellen dat deze schriftelijke instructie, de eerste aanzet is geweest, om te komen tot regelgeving in de nieuwe kolonie, die toen in de volksmond Nickerie werd genoemd. Daarna volgden nog meer instructieregels waar de commissaris of diens plaatsvervanger zich aan moest houden bij het uitoefenen van zijn ambt.
De begrenzing van het grondgebied van de nieuwe kolonie was rechtstreeks het resultaat van het Vredesverdrag van Parijs (1815). Ik ben daarom dan ook geen besluit tegengekomen op grond waarvan kan worden gezegd: bij dit besluit is het district Nickerie in het leven geroepen! Hiervoor heb ik geraadpleegd: Gouvernementsbladen 1816-1855.
Resumerend kan men stellen dat de nieuwe kolonie (Nickerie en Coronie als geheel) een vastomlijnd territoir was met daarop een bevolking, waarover geen adequaat gezag kon worden uitgeoefend door de gouverneur als hoogste gezagdrager in de kolonie. De oorzaak was de geïsoleerde ligging van de nieuwe kolonie ten opzichte van Paramaribo. Daar kwam nog bij dat Coronie en Nickerie twee aparte leefgemeenschappen waren binnen de kolonie. Communicatie via landwegen of – paden was zoals we hiervoor zagen, niet mogelijk. Het vestigen van plaatselijk gezag in beide gebiedsdelen zou dan ook een goede mogelijkheid kunnen bieden om wetteloosheid te voorkomen.
Provisionele landdrosten
In de “Surinaamsche Almanak voor het jaar 1831” las ik dat voor het Nederdistrict nickerie in dat jaar de volgende functionarissen waren aangesteld: een provisionele landdrost (G.H. van Kempen), een Raad van (drie) Hoofdingelanden onder voorzitterschap van de landdrost en ten slotte nog een ambtenaar tevens fungerend secretaris van Raad. De functie van landdrost was vergelijkbaar met de huidige functie van districtscommissaris. De provisionele landdrost van het Nederdistrict in 1832 was de heer David Boonen. (de Surinaamsche courant van 8 januari 1832).
Het Opperdistrict (Coronie) kende een andere structuur: een provisionele landdrost (F.W. Faerber), een boekhouder-Controleur, een tweetal Eerste Kommiesen ter Generale Controle van Financiën en ten slotte nog een Algemene Ontvanger (de Surinaamsche courant van 24 juni 1831).
De eed die hoort bij de functie provisionele landdrost werd afgenomen door de Gouverneur. Het provisionele (voorlopige) karakter van eerdergenoemde benoemingen tot landdrost zal wellicht te maken hebben gehad met de toentertijd nog in voorbereiding zijnde Koninklijk Besluit (KB) van 1836 tot het instellen van een “Beheersreglement” voor zowel het Opper- als voor het Nederdistrikt: (…) vastgesteld bij Publicatie van den 9en Maart 1836, voorkomende in het Gouvernements Blad 1836, N.º 2; daarbij zijn daaraan de namen van opper- en neder – district Nickerie gegeven. Deze namen zijn later, bij Publicatie van den 10en October 1851, Gouvernements Blad 1851, N.º 10, veranderd in Coronie en Nickerie.
Bij voornoemd reglement is bepaald dat: het bestuur in deze districten zal worden gevoerd door Landdrosten, bijgestaan, voor ieder district, door drie Hoofdingelanden. Deze districten hebben ook eene landelijke schutterij, waarover de Landdrosten het bevel voeren.
Art. 1. van het KB van 1836 luidt als volgt: Het District Nickerie, zich uitstrekkende van de zamenvloeijing der rivieren Saramacca en Coppename tot aan de rivier Corantijn, wordt verdeeld in Opper- en Neder- District.
De naam Nickerie komt – zoals u zelf kunt zien – niet voor in de nieuwe districtsnamen in artikel 1 van het KB, zodat formeel tussen 1836 en 1851, de in het KB genoemde namen de officiële namen waren voor respectievelijk Coronie en Nickerie. Dat in de praktijk “Nickerie” achter beide namen werd geplakt (Opperdistrict-nickerie/Nederdistrict-nickerie), zal wel praktische redenen hebben gehad, maar geen noodzakelijke: de toevoeging Nickerie vond haar oorsprong wellicht in de volksmond.
U ziet dat beide districten officieel reeds in 1836 (en dus niet pas in 1851, zoals Wikipedia aangeeft) twee zelfstandige districten waren geworden, elk met een eigen districtsbestuur. Grens- en naamswijzigingen als deze waren in die tijd uitsluitend bij KB toegestaan. Van een afsplitsing was dus geen sprake, maar juist van een (gelijkwaardige) opsplitsing van de nieuwe kolonie, om de opgedeelde districten adequaat bestuurbaar te maken. De basisrechtspraak was voor beide districten verschillend geregeld, wellicht vanwege locatie specifieke omstandigheden.
Samenvatting
Rond het jaar 1816, was Suriname geografisch verdeeld in Oude Kolonie en Nieuwe Kolonie. De Oude kolonie was onderverdeeld in de stad Paramaribo en overigens in 8 divisies. In 1816 kwam als resultaat van het Vredesverdrag van Parijs (1815) de nieuwe kolonie erbij, die later werd opgesplitst in Coronie en Nickerie. Vanwege de geïsoleerde ligging van de nieuwe kolonie ten opzichte van Paramaribo, was het voor de hoogste gezagdrager in de kolonie, gouverneur Van Panhuys, een schier onmogelijke opgave om vanuit Paramaribo adequaat sturing te geven aan dit gebied. Maar ook binnen de nieuwe kolonie zelf waren Coronie en Nickerie twee van elkaar gescheiden gebieden, waardoor ook dit een bestuursprobleem opleverde. Als gevolg hiervan kwam plaatselijk bestuur tot ontwikkeling in de nieuwe kolonie. De districtscommissaris en zijn plaatsvervanger kregen taken en bevoegdheden toebedeeld op basis een schriftelijke instructie van de gouverneur. Deze rechtsontwikkeling zette zich voort. In 1836 werd Nickerie opgesplitst in twee formeel gelijkwaardige districten: het Opperdistrict en het Nederdistrict. De naam Nickerie komt niet voor in het desbetreffende KB. In 1851 werden de namen van voornoemde districten gewijzigd in respectievelijk Coronie en Nickerie.
Conclusie
Beide districten, Nickerie en Coronie, waren slechts gedurende een zeer korte periode (1816 -1836) de samengestelde delen van de nieuwe kolonie (een te verwaarlozen detail). Het was de nieuwe kolonie, die bij Koninklijk Besluit in 1836 werd opgesplitst in twee gelijkwaardige districten: het Opperdistrict en het Nederdistrict. De toevoeging “nickerie” aan beide namen, maakte geen deel uit van de nieuwe officiële naamgeving in 1836, zodat de officiële naam van Coronie tussen 1836 en 1851 was “het Opperdistrict” en van Nickerie “het Nederdistrict”. Coronie en Nickerie waren dus reeds in 1836 zelfstandige districten en niet pas in 1851, zoals Wikipedia aangeeft. Evenmin was er vóór 1836 sprake van een of ander grootdistrict Nickerie.
Tot slot
Beide districten hebben zich de afgelopen 188 (!) jaar sinds de opsplitsing in 1836 zelfstandig ontwikkeld en met een eigen volksaard. Dit moet behouden blijven. Maar er zijn cultuurbarbaren met een bepaalde etnische achtergrond die reeds vele decennia met het waanidee rondlopen dat Coronie ooit onderdeel was van een of ander “grootdistrict Nickerie”, wat in ere hersteld zou moeten worden. Middels stapsgewijze uitvoering van hun verborgen agenda, die schijnontwikkeling moet brengen in Coronie, proberen zij dat doel te realiseren. Wat mij verder ook nog zeer bevreemdt is, dat enerzijds uitsluitend Coronie jaarlijks stilstaat bij de dag waarop de naamswijziging, plaatsvond, 10 oktober 1851, Coronmandey; een dag die dezelfde betekenis heeft voor zowel Nickerie als Coronie, terwijl anderzijds geen aandacht wordt geschonken aan de dag waarop de boedelscheiding plaatsvond tussen beide districten, 9 maart 1836. Laatstgenoemde datum is immers – ontegenzeggelijk – een belangrijkere dag dan 10 oktober 1851.
Om het nog gekker te maken dan het al is, werd op 8 augustus jongstleden – out of the blue – het 145 jarig bestaan van Nieuw Nickerie als vestigingsplaats plechtig en groots gevierd, met toespraken van president Santokhi, dc Gobardhan van Nickerie en een aantal geestelijken. Er werd zelfs een zogenoemd “Toekomstig Herdenkingsmonument” door de first lady onthuld. De viering is slechts één aspect van het willen uitvoeren van hun utopische en misplaatste etnische claim gericht op het in ere herstellen van een vermeend grootdistrict Nickerie, dat in het verleden zou hebben bestaan uit Coronie, Wageningen en Nickerie en dat in de toekomst als hoofdstad van Suriname zou moeten gaan fungeren.
Herwin Hooplot
[1] beschrijving van suriname, historisch-, geographisch- en statistisch overzigt, uit officiele bronnen bijeengebragt door jhr. C. A. Van sijpesteijn 1e luitenant der artillerie, adjudant van z. E. Den heer gouverneur van suriname. Uitgebracht in 1854 bij uitgeverij: de gebroeders van cleef, s gravenhage (306 pagina’s) https://play.google.com/books/reader?Id=DKUNAAAAQAAJ&pg=GBS.PR2&hl=nl Van Sypensteyn is later nog gouverneur geweest van Suriname (van 1 augustus 1873 tot 1 december 1882). De schrijfwijze van zijn achternaam, heb ik ontleend aan de website van de Tweede Kamer: Parlement.com. Hij is namelijk Tweede Kamerlid geweest van 1867 – 1873.
[2] Bijdragen tot de taal- land- en volkenkunde van nederlandsch-indië, uitgegeven door het koninklijk instituut voor de taal-, land- en volkenkunde van Nederlandsch-indië. Zevende volgreeks eerste deel (deel lV geheele reeks), onderdeel, Suriname’s oorspronkelijke bevolking. P.508 (C. van Coll). Uitgever martinus nijhoff 1903
[3] M.D. Teenstra (“De landbouw in de Kolonie Suriname deel 1, p.115/116”, Uitgever H. Eekhoff 1835.
[4] Jan Louis Stuger “Voorheen en thans: over Coronie’s verleden en toekomst 1808-1900 gedrukt bij H.B. HEYDE Paramaribo, 1900”.
[5] Geographische aanteekeningen en geschiedkundig overzicht, met kaarten. A. Heckers (1923)