Coronie vele districten vooruit

Brieven uit Coronie.

Coronie 21 Februari 1916.

Zoover ik weet zijn we op Coronie, toch maar vele districten vooruit. Ook dit jaar hebben we aan de welwillendheid van ons geacht bestuurshoofd te danken dat we evenals van 1914 ook van ‘t vorige jaar weer onzen uitvoer kennen, en daardoor den toestand van ons klein Coronie in vele opzichten juist kunnen beoordeelen. Dat juiste beleid van onzen Commissaris is te meer te prijzen, daar het werk daaraan verbonden (en dat niet gering is) van ambitie en initiatief getuigt, als men weet dat het geheele Districtsbestuur slechts uit ZEG[1] en één klerk bestaat; want Coronie en Marowijne zijn het eenige district dat zonder Secretaris is. Van Nickerie waar een districtsbestuur bestaat van eenige ambtenaren, en een kantoor van Ontvanger, Havenmeester, met tal van ambtenaren, hebben we nooit van dergelijke wetenswaardige statistieken gelezen of wordt zulks daar geheim behandeld? Het jaar 1915 was voor Coronie gunstig. De uitvoer van ons hoofdproduct, dat zyn de kokosnoten beliep 1.830,889 stuks, d.i. 454,300 of byna half millioen meer dan in 1914. De uitvoer van kokosolie was 4798 blikken of 1281 blikken meer dan in 1914. Gedroogde visch 549 vaten of 261 vaten meer dan in 1914. Voorts 567 varkens, 74 runderen, 774 hoenders, 105 doksen, 33 geiten, 70 liters honing, 25 vaten gom ma enz. enz. enz.

De cacao uitvoer bedroeg slechts 625 balen of 179 balen minder dan in 1914, wat geweten moet worden aan het ongeregeld invallen van den pluktijd. Over ‘t algemeen was 1915 een zeer goed cacaojaar voor Coronie, op sommige gronden zelfs zeer goed, maar de napluk ging voor ‘t grootste deel door droogte verloren. Ook de uitvoer van bananen was gering en bedroeg 1764 bossen minder dan in 1914, daar de prijs te Paramaribo laag stond, terwijl ook onze bananenpluk niet groot was waarop de droogte eveneens van invloed was. Daar de prijs van noten en olie vast bleef en die van cacao, in vergelijking met 1914 hoog te noemen viel, zijn de financieele resultaten voor de Coronianen over 1915 zeker niet minder dan van 1914 en kunnen we dus zeggen een goed jaar gehad te hebben. En velen met ons, want niet ieder zal er over nagedacht hebben, van hoeveel belang ons hoofdproduct „de kokosnoten” ook voor anderen is, en wie al zoo, aan Coronie producten hun broodje vinden.

In de eerste plaats onze kotters, waarvan we 8 stuks hebben, en die tegenwoordig de zee bijna tot karnemelk bevaren. Zoo’n twee millioen noten is ‘n heele volume, en vereischt scheepsruimte. Ze varen dan ook jaarlijks samen een paar honderd malen heen en weer, en steeds tjokvol geladen. De mail die ons jarenlang slecht bediend heeft en daardoor de lading enz. heeft verloren kan zijn schade nog niet inhalen. Dan komen de wederverkoopers in de stad, meest van afkomst Coronianen van het vrouwelijk geslacht, die de noten in ‘t klein verkoopen en daarop minstens 1 cent per noot verdienen.

Daar een groot gedeelte door de kotterskapitein in commissie verkocht wordt zal hun verdienste toch minstens een 5 mille zijn. Van dezelfde afkomst zijn ook de detailverkoopsters van olie en gedroogde visch, die eveneens ‘n aardige provisie maken.

Het meest verdienen de opkoopers van kokosolie te Coronie, de Chineesche winkeliers. Zeker 4/5 van de blikken olie komen in hunne handen, en afgezien van sommige practijken die ik niet zal noemen—is hun winst op ieder blik olie door elkaar f 1.50 en f 2.— Tot hun eer moet ik zeggen dat ze voor het volk steeds tot credietgeven bereid zijn, wat dan in de cacaotijd ook weer vereffend wordt, want ook dat product gaat voor 3/4 door hunne handen, met een bescheiden winstje van 2 a 3 cent per pond.

Dus men ziet dat die Coronieproducten voor heel wat meer menschen dan de planter, wat beteekenen. En nu nog wat over ‘t praatje van den dag (schrik niet lezers ‘t is niet over de oorlog)— over de muskieten.                                                                                                                                                  ‘t Mag zijn dat het ook hier is „Lest heugt ‘t best” maar zooveel van die beestjes als ons thans plagen, heeft niemand ooit op Coronie gezien. Met duizenden (neen millioenen) vallen ze aan en o wee! als men in den grond[2] komt, daar is ‘t niet te harden. En toch het moet soms. Maar komt zoo iemand dan ook weer te voorschijn al is ie maar ‘n kwartier in den grond geweest, dan zitten aangezicht, handen en voeten vol bloed van doodgeslagen muskieten. Ook paarden, ezels, koeien en varkens lyden ontzettend van die beestjes, vooral bij nacht wat vooral aan de hoenders te merken is. Niet alleen dat ze geen eieren leggen maar bij dag zitten ze op boomen, trappen of hooge plaatsen te slapen daar ze snachts geen rust vinden. En met dat al zijn er toch nog lui, die voor hun plezier zich aan die plaag blootstellen en dat zijn de jagers. Dat jagen moet toch ‘n genot zijn. Zou men zoo zeggen, als men dat ziet.

Nu ik ‘t over jagen heb, valt me in, dat onze uitvoer statistiek geen vogelveren bijv. Sabakoepluimen, Flamingohuiden enz. vermeld. Ik heb wel eens gehoord dat die naar Frankrijk en Nederland verzonden worden, en nog wel tot een belangrijk bedrag, en veelal als postpakketten.

Reeds lang hoorden we geruchten dat onze dokter ging vertrekken, en nu is het een feit. Met deze mail zal ZEd[3] Coronie, waar hij een paar jaar tot algemeene tevredenheid, en zoo wij weten ook voor hem, werkzaam was, verlaten. Daaraan is nu eenmaal niets te doen, hoe gaarne we Docter Naar ook zouden behouden, het gaat niet we moeten berusten. Maar dat zijn aandenken bij ons in eere zal blijven, staat vast. Docter Naar heeft veel voor de Coronianen gedaan, en vele zieken die we nooit gedacht hadden beter te worden, zijn door hem weer op de been gebracht. Dat zal nooit vergeten worden. Daarbij was hij steeds vriendelijk en behulpzaam op wat uur bij dag of nacht ook zijn bijstand werd gevraagd, altijd even bereidwillig en vol zorg voor de zieken, en een edel mensch wat velen hebben ondervonden. We zien hem noode vertrekken, maar onze beste wenschen vergezellen hem, naar zijn nieuwe standplaats en hij neme de verzekering mede, dat hij steeds in onze herinnering een eereplaats inneemt, en zal blijven innemen. Zijn opvolger die op Coronie vrijwel onbekend is, heeten we welkom, er gaat hem een goed gerucht vooraf, dus dat zal hopelijk ook goed marcheren. En daarbij zal ik het voor ‘t oogenblik maar laten, tot er weer eens wat der moeite waard te vertellen is.

Coroniaan



[1] Zijne Edelegestrenge (red. Coronie.eu)

[2] De kostgrond /bakadang (red. Coronie.eu)

[3] Zijne edelachtbare (red. Coronie.eu)

Bladwijzer de permalink.

Reacties zijn gesloten.