Inleiding
Omdat dit stuk – vanwege de aard van de materie – erg lang geworden is, was het noodzakelijk het te splitsen in twee delen: de negentiende eeuw en de twintigste eeuw (met een doorkijk naar de eenentwintigste eeuw). Deel 2, de twintigste eeuw, verschijnt de volgende week zondag 19 augustus 2018. Deel 1, Negentiende Eeuw, kunt u hieronder lezen.
Negentiende Eeuw
Sinds de afschaffing van de slavernij in 1863, wordt het gebrek aan eensgezindheid en onderlinge samenwerking onder districtsgenoten als grootste belemmering gezien voor de ontwikkeling van Coronie. Dit is tot op de dag van vandaag zo! Recentelijk nog riepen de drie bestuurlijk-politieke vertegenwoordigers van Coronie, de districtscommissaris en de twee DNA-leden, de Coronianen op om meer samen te werken. Dit gebrek aan eensgezindheid en onderlinge samenwerking is de rode draad die loopt door de geschiedenis van Coronie. Men vraagt zich steeds weer af hoe dat is ontstaan. In de rubriek “de Coroniaan” elders op deze site duikt deze vraag sinds begin het jaar 1890 steeds weer op. Een notabele uit Coronie omschreef dit gebrek aan eensgezindheid en samenwerking in 1922 als “de wondeplek van Coronianen” (https://coronie.eu/wordpress/2011/05/de-wondeplek-van-coronianen/).
Tot op heden is die vraag niet beantwoord. Ik wil een poging wagen, maar eer ik mij op dat wankele pad begeef, vermeld ik hieronder als intro, een passage uit een redactioneel artikel van de krant De Surinamer: nieuws- en advertentieblad 01-04-1950 getiteld: Coronie stapelt noten op (leed en ruzie onder palmen):
(….) Hét is de onderlinge strijd van het Coroniaanse volk dat in twee groepen gesplitst is. Een, splitsing die altijd heeft bestaan, bij iedere openbare gebeurtenis aan de dag treedt, laatstelijk bijzonder bij de verkoop van Leasówes, en waar voorlopig wel geen geneesmiddel voor te vinden is. De grondslag ligt ogenschijnlijk in de Godsdienst. We zeggen ogenschijnlijk, want noch het Katholicisme noch de Hernhutterij leert dat ze elkaar moeten opvreten. Het heeft weinig zin om zich af te vragen waar die tweespalt vandaan komt. ’n Tweevoudige godsdienst kan twee groepen maken; dat dit echter elkaar vijandige groepen worden moet aan diverse feiten in het verleden worden toegeschreven. ’t Heeft geen zin daarop in te gaan, wel heeft ’t zin zulke feiten, die zeker voorkomen met de nodige soeplesse en prudentie te behandelen. De groepen bijeenbrengen is onmogelijk. Wel, houdt ze dan uit elkaar en vooral ver genoeg. Toen men van mening was, dat de Nederlandse en Surinaamse militairen dooreen gehutseld moésten worden ontstonden er heibeltjes; toen men ze ver genoeg, uiteenhield, was er altijd vrede. Het béste is dus dat in Coronie bij gemeenschappelijke belangen de meningen van twee groepen gehoord worden. Komen de meningen dan overeen dan is er geen, verschillen ze dan zal bij de verliezende partij toch niet de stemming ontstaan, dat hij niét gehoord of verminkt is. Coronie kent een vertegenwoordiger in de Staten. De ene groep aanbidt hem de andére verafschuwt hem. Deze moet nooit te zeggen, dat hij beide groepen vertegénwoordigt. Een dergelijk gezegde is niet alleen waardeloos, maar is in staat om de gemoederen te verhitten. Beter is door sprekende daden, te tonen, dat hij béide groépen dient. Zo kent Coronie zijn typische dorpspolitiek die door alle mensen gevoerd wordt; en die niet verder reikt dan het uitzicht vanaf de kerktoren.
Uit deze passage blijkt dat in 1950 de redactie van de krant de tweespalt in de samenleving aan diverse feiten uit het verleden toeschrijft zonder deze te benoemen. De krant volstaat met de opmerking dat het ogenschijnlijk ligt in de godsdienst, maar dat noch het Katholicisme noch de Hernhutterij beide groepen leert dat ze elkaar moeten opvreten. Dit lijkt een boute bewering! In ieder geval is hiermee iets gezegd over de conflictpartijen, de aard en de intensiteit van het conflict. Een goed verstaander heeft immers maar een half woord nodig. Misschien dat door de tijdgeest van toen de krant in 1952 vond dat je beide groepen uit elkaar moet houden. Maar dat bracht/brengt monsieur niet naar Parijs.
Voor een beter begrijpen van de tegenstellingen moeten we volgens mij teruggaan naar het jaar 1874, toen volgens Stuger de neerwaartse spiraal in Coronie een aanvang nam. Stuger zegt over de neerwaartse spiraal: Een der voornaamste oorzaken moeten wij nog aanvoeren, die waarlijk en almede tot de nadeeligste gevolgen aanleiding hebben gegeven; zij is n.l. de gebrekkige uitloozing van het water (Boek J.L. Stuger Voorheen en Thans, 1901 p.130).
Maar was deze gebrekkige uitlozing niet het directe gevolg van een gebrekkige onderlinge samenwerking onder de bevolking van toen om de lozingen op peil te houden? De volgende vraag is dan ook: wat was de oorzaak van die gebrekkige onderlinge samenwerking?
Men moet weten dat in Coronie sinds de slavernij de plantages naast elkaar lagen, en alle van elkaar gescheiden waren door zijdammen/kanalen, waardoor elke plantage een eigen lozing moest hebben. Die toestand is blijven bestaan, ook nadat de plantages verkocht waren in kleine percelen, waardoor samenwerking nodig was van 30, 40 soms 50 en meer eigenaren van diezelfde plantage, om wat aan de gemeenschappelijke lozing enz. te doen. https://coronie.eu/wordpress/2012/07/gebrek-eensgezindheid-en-samenwerking/
De kanalen waren oorspronkelijk bedoeld om producten vanuit het achterland te vervoeren en om overtollig water te lozen naar zee. Doordat tijdens de slavernij de plantage-eigenaren/slavenhouders vanuit economisch oogpunt, zich bewust waren van de noodzaak van optimaal functionerende lozingen deden zich toen geen problemen voor.
Na afschaffing van de slavernij in 1863 c.q. het Staatstoezicht in 1874 verlieten de veelal Schotse plantage-eigenaren Coronie en verkavelden zij – zoals hiervoor aangegeven – voor weinig geld hun plantages onder hun talloze ex-slaven, waardoor de verantwoordelijkheid voor een adequate lozing in handen kwam van meer individuen die niet het gemeenschappelijk belang van een adequate lozing konden of wilden inzien. De oorzaak hiervan was: verschil in geloofsrichting.
Door een agressieve vorm van zieltjeswinnen – door beide kanten – werden sinds beide christelijke godsdiensten (Rooms en Hernhutter) hun intrede deden in Coronie bevolkingsgroepen tegen elkaar opgezet. Een van de vroegste aanwijzingen dat het zieltjeswinnen in Coronie een ware veldslag was tussen Roomsen en Hernhutters leert het volgende:
Uit brief van RK priester J. van Rooij CssR aan zijn overste: 1871 Ad majorem Dei Gloriam Coronie in Suriname febr. 1871(….) en wij moeten het, tot glorie van God bekennen, de Heer heeft onze werkzaamheden op Coronie gezegend, het geloof onzer katholieken is verlevendigd; wij schieten aanhoudend onder den duiven der Hernhutters, of Moravische Gemeente; zelfs zijn wij met hunne leeraars slaags geweest maar, om de waarheid te zeggen, er is niet veel geleerdheid noch groote welsprekendheid noodig, om ze de mond te stoppen.
Stuger 1901 p.63: Het gedrag der bevolking van Coronie leverde voorheen vele redenen van tevredenheid op, en over het algemeen heerschtte een goede geest onder hen. Bizonder gunstig was in 1874 de indruk dien de geest der bevolking van Coronie op den toenmaligen Gouverneur van Sypesteijn maakte. Nadat hij hem als uitmuntend geroemd had, zegt hij: “Zij is er dan ook onder het bereik van al de voordeelen van het Godsdienstig en Schoolonderwijs dat door de Morav. Brs. en R. K. Geestelijken met groote toewijding wordt verstrekt. (…)
Vervolgens constateert Stuger in 1901 over de afgelopen 26 jaar het volgende: (…)En toch helaas! thans bestaat onder de kleine landbouwers geen soort van lust en opgewektheid, geen eendracht omtrent verbetering der loozingen, ja tot verbetering in den ellendigen toestand waarin Coronie zich thans bevindt samen te werken. Helaas! als dat zoo voortgaat, zal dit district geheel ten gronde gaan.
Wat gebeurde er dan in de periode tussen 1874 en 1901 het jaar waarin toen Stuger zijn boek schreef? Om een indruk te geven van de sfeer tussen katholieken en hernhutters in Coronie van toen, citeer ik uit incidenten uit de geschiedschrijving (Kronieken) van de R.K. kerk in Coronie:
Uit Kronieken R.K. kerk: Armoede bij de komst onzer paters, Coronie. Zee Kust 16 Febr.1871). (…) Eens hadden wij ‘s zondags gepreekt over het 6m [sextum: het zesde gebod], zeggende dat gaat ook hernhutters enz. aan; en een oud-hernhutter wijf stak achter al onze bananen in brand.
Toelichting (Coronie.eu): Het zesde der tien geboden luidt: gij zult niet doodslaan. In de catechismus (RK) staat over het zesde gebod: Dat ik mijn naaste noch met gedachten, noch met woorden of enig gebaar, veel minder met de daad, door mijzelf of door anderen onteren, haten, kwetsen of doden; maar dat ik alle wraakgierigheid aflegge; ook mijzelf niet kwetsen of moedwilliglijk in enig gevaar begeven; waarom ook de Overheid het zwaard draagt om den doodslag te weren.
Uit dit incident zou men kunnen concluderen dat de kiem voor het conflict reeds jaren voor 1874 werd gelegd. In ieder geval maakte sindsdien het verschil in geloofsrichting van Coronie langzamerhand een verzuilde samenleving waarbij Rooms en Hernhutter hun eigen kringen hadden, en die nooit met elkaar in aanraking kwamen tenzij in negatieve zin. De verzuiling drong door de jaren heen zo diep door in de Coroniaanse samenleving dat priesters en dominees (lerimangs) het bevel voerden over hun geloofsgenoten. Het gemeenschappelijk belang werd ondergeschikt gemaakt aan het godsdienstig belang. In plaats van dat deze geestelijke leiders samenwerkten om de landbouwers tot een eenheid te smeden, werden groepen juist tegen elkaar opgezet. Voor de geestelijken was zieltjeswinnen voor eigen parochie belangrijker dan het algemeen belang der Coronianen. En aangezien de geestelijken in die tijd in eigen geloofskring het hoogste gezag vormden, konden zij het gedrag van hun geloofsgenoten zeer sterk beïnvloeden.
Wordt vervolgd 19/08/2018
Herwin Hooplot