(klik zie deel I) Het boek Dromers enz. citeert slechts uitspraken die weinig vleiend zijn voor Coronie en Coronianen. Zo wordt op pagina 19 van dat boek uit het werk van C.F.G.Getrouw ( Coronie, West-Indische Gids XXVII, 1946), het volgende geciteerd: Het spreekt van zelf, dat de Coroniaan niet altijd toeschietelijk zal staan tegenover nieuwigheden, want als er in Suriname één koppig volk is, dan is het dit.
Wat het boek niet vermeldt is dat er aansluitend op het vorenstaande staat: En toch is er in dit opzicht vooruitgang te merken in de 32 jaren, die liggen tussen mijn eerste en laatste bezoek. Het jonger geslacht gaat modern denken en voelen, hetgeen de oude lui niet aanstaat.
Deze toevoeging biedt een meer genuanceerd beeld van wat Getrouw wilde zeggen. Toch blijft de vanzelfsprekendheid van de koppigheid waar Getrouw van uitgaat bevreemdend. En waar komt dan die vanzelfsprekende koppigheid van een heel volk vandaan? Komt dat bij de oudere generatie soms door een collectief bewustzijn op basis van collectieve (negatieve) ervaringen met de overheid, zoals de slechte scheepvaartverbinding met Paramaribo en de onwil van het toenmalige Koloniale Bestuur hier verandering in te brengen (lees brieven in rubriek Coroniaan)? Het geeft overigens ook weer aan hoe generaliserend men te werk te werk ging: zaken werden gewoon op grond van vooroordelen als onbetwistbare feiten gepresenteerd en levend gehouden, en anno 2010 citeert men selectief uit de tekst voor eigen doeleinden.
Dezelfde ongenuanceerdheid geldt voor onderstaande passage eveneens uit pagina 19: De onafhankelijkheidszin van den Coroniaan is verklaarbaar. Afgesloten door de modderbank, kampend tegen de zee in hun kotters, met hun in Paramaribo zo gezochte noten en olie, gingen ze zich als een apart volk beschouwen. Alleen de zeelieden hadden enige aanraking met de stad, de rest bleef van alle stadse invloeden vrij, en niets hadden zij liever. Maar dat zij door het gemis aan contact met Paramaribo achterlijk werden, dat zagen zij niet in.
De volgende tekst die volgt op bovenstaande passage werd in het boek Dromers enz weggelaten: En dit heeft nu het jonger geslacht begrepen. Daardoor zal het meer samenwerking tonen met bestuurspersonen, toeschietelijker staan tegenover modernisering enz. Dit vraagt takt van de leiders.
Coronie werd pas in 1940 verlost van zijn isolatie, want in dat jaar kwam een landverbinding met Paramaribo tot stand. Met het veer reisde men sindsdien vanaf Jenny naar Carl-Francois in Saramacca, en vandaar liep een nieuwe weg via Groningen en Uitkijk naar Paramaribo. En zes jaar hierna (1946) constateert Getrouw een omslag in het denken. Hangt deze omslag dan niet samen met de opheffing van de isolatie, waardoor het contact met Paramaribo sterk verbeterde?
Onafhankelijkheidszin is nog geen koppigheid, maar een van de meest fundamentele menselijke behoeften, en is van alle tijden. En waarom wil het jonger geslacht, anno 1946, wel meewerken met bestuurspersonen, maar de ouderen niet? Het antwoord is te vinden in de trauma’s die het oudere geslacht heeft overgehouden aan de samenwerking met bestuurspersonen om te komen tot onder meer een goede scheepvaartverbinding met Paramaribo, hetgeen nimmer gelukt is. De beweringen van Getrouw, die Coronie voor het eerst bezocht in 1914, zijn alle – stuk voor stuk – met het allergrootste gemak te weerleggen.
Immers, uit de brievenserie in de rubriek Coroniaan op deze site blijkt duidelijk hoe hoog het de mensen van het oudere geslacht daar zat, dat de verbinding met Paramaribo zo slecht was in die tijd, en ook hoe groot hun behoefte was hun producten in Paramaribo af te zetten, maar steeds voor een gesloten bestuurlijke deur kwamen te staan. En dan beweert Getrouw dat de bevolking niets liever had dan vrij te blijven van stadse invloeden, met als gevolg: achterlijkheid. De enige echte oorzaak van alles was de blote feitelijkheid dat de verbinding met Paramaribo een complete ramp was en de overheid hier niets tegen deed! Boosheid, Cynisme, defaitisme en berusting waren hiervan het gevolg, vooral bij de oudere generatie. Dit alles druipt ook af van de brievenserie de Coroniaan op de site. Alles speelde zich af in de jaren waarin Getrouw Coronie bezocht. Hij had dus beter moeten weten. Maar tot de dag van vandaag zien we dat schrijvers alles aan doen om het scheve beeld over Coronianen te bevestigen en niet te corrigeren. Ook al zijn ze daartoe wel in staat. Het waren in werkelijkheid heel intelligente mensen die het vanuit Coronie tegen het Koloniale Bestuur opnamen. Juist omdat deze mensen boven het maaigras uitstegen, werd dit hun niet in dank afgenomen. De brieven uit de Coroniaan spreken in dit opzicht boekdelen. Hun groot rechtvaardigheidsgevoel werd door anderen vertaald als koppigheid, domheid, lastigheid, en ga zo maar door. Anno 2010 worden In het boek Dromers enz. deze vooroordelen overgenomen en bestendigd in de geest van de moderne mens, die te lui is om zelf na te denken.
Anno 2010 citeren de schrijvers van Dromers enz. in hun boek iemand die in 2010 in de schaduw (belangrijke plek in de tropen hoor) zit, en die over enkele Coroniaanse dames die aan het werk zijn voor Milieubeheer gezegd zou hebben (p.71): “ze zitten te zitten: “ Je zou bij het lezen hiervan nog gaan denken dat het in de andere districten of in Paramaribo anders zou zijn gesteld met mensen van de werkverschaffing! Over 100 jaar zal deze zinsnede geciteerd worden uit het boek Dromers enz. om weer iets negatiefs te kunnen zeggen over Coronianen: “ze zitten te zitten”.
(het slot volgt de volgende week!!)
Herwin Hooplot (5-8-2011)