Ik ben geen historicus of socioloog, maar na het lezen van een flink aantal edities van het “Koloniaal Nieuws- en Advertentieblad SURINAME”, een publicatie die vanaf 18-zoveel tot 19-zoveel verscheen in Paramaribo, kwam ik tot de conclusie dat de Coroniaan van vandaag opgescheept zit met stigma’s die oorspronkelijk sloegen op mulatten, andere kleurlingen en witte mensen uit Coronie, de toenmalige upperclass van Coronie. De eerste zogenaamde koppige, eigenwijze, ondankbare Coronianen waren – zo lijkt het – niet de voorouders van de huidige Coroniaanse bevolking, maar de upperclass van Coronie uit die tijd, die om goede redenen steeds met het ’s-Lands bestuur in conflict was over allerlei onderwerpen zoals de slechte bevaarbaarheid van het Totnesskanaal en de belabberde scheepvaartverbinding met Paramaribo. In die tijd lag Coronie erg geïsoleerd t.o.v. Paramaribo. De weinige informatie die stedelingen toen hadden over Coronianen, verkregen ze uit de krant of het roddelcircuit van voormalige districtscommissarissen en bestuursambtenaren. In de periode die ik hiervoor omschreef als vóór en na het jaar 1900, woonden er twee erudiete anonieme figuren in Coronie met schrijverskwaliteiten. Ze noemden zich respectievelijk “Coroniaan” en “Paulus”. Ze schreven jarenlang ingezonden stukken naar het “Koloniaal Nieuws- en Advertentieblad SURINAME” in Paramaribo om er hun beklag te doen of gewoon om de lezers van informatie te voorzien.
Hun taalniveau, hun verwijzingen, en de typisch Nederlandse uitdrukkingen die zij bezigden in hun brieven, lijken de conclusie te rechtvaardigen dat beide schrijvers Hollandse boeren moeten zijn geweest. In een van de brieven wordt zelfs erover geklaagd dat door de bezuinigingsdrift van de overheid de Nederlandse vlag niet meer waait op het dak van het commissariaat terwijl er nog genoeg Nederlanders in Coronie wonen.
Exemplarisch voor hoe de stedeling uit 1910 dacht over de Coronianen mag blijken uit de volgende zinsnede uit een ingezonden stuk van Coroniaan d.d. 12 mei 1910 in het “Koloniaal Nieuws- en Advertentieblad SURINAME”:
Dankbaar maar niet voldaan ! is de stemming die thans heerscht. Een dankbare Coroniaan zal in veler oog een bizonderheid zijn gedoodverfd als we zijn als lastige luidjes, maar toch heeft de laatste wijziging in den zeedienst waarbij een kleine concessie aan ‘t goederenvervoer is gedaan ons dankbaar gestemd, niet zoo zeer om de wijziging die feitelijk niets beteekent, maar omdat er uit blijkt ;dat men voor onze gegronde grieven toch niet geheel doof blijft en dat doet een mensch altijd goed, en stemt ook ons tot dank, al zijn we niet voldaan.
Maar daarnaast zond Coroniaan ook nog een brief waarin hij zijn Medecoronianen als hardleersch omschreef. Bij verder lezen merkt men vervolgens dat hij doelt op nakomelingen van slaven, zijn Medecoronianen. Kortom: de upperclass van Coronie werd gestigmatiseerd door stadsmensen, en diezelfde upperclass stigmatiseerde de nakomelingen van slaven. Het leek zoiets als: man slaat vrouw, vrouw slaat kind, kind slaat hond.
De upperclass vertrok in de loop van de 20ste Eeuw naar Paramaribo en verspreidde wellicht de vooroordelen over hun Medecoronianen aan de borreltafel in Paramaribo, en dat ging een eigen leven leiden. Deze vooroordelen kwamen dan bovenop de vooroordelen die al bestonden tegen diezelfde upperclass die naar de grote stad was vertrokken en Coronianen bespotten. De Coronianen zitten nu dus opgescheept met een totaalpakket van meer dan 100 jaar aan vooroordelen.
De publicaties in het blad blijken waardevol te zijn voor de lezer die wil weten hoe het leven rond de eeuwwisseling was in Coronie. In een nieuwe rubriek “De Coroniaan” kunt u vanaf vandaag elke week een artikel of brief uit Coronie lezen, gepubliceerd in het voormalige “Koloniaal Nieuws- en Advertentieblad SURINAME”.
De eerste publicatie is niet een brief van Paulus of van Coroniaan, maar een redactioneel artikel van het blad waarin met feiten wordt aangetoond dat Coronie rond het jaar 1900 een van best presterende districten was, maar de bevolking door een hoge ambtenaar die Coronie nooit had bezocht werd omschreven als behoeftig en toch te beroerd om voor fl. 2,50 per werkdag van 8 uren de tuinen van de bestuursambtenaren te onderhouden. Volgens diezelfde publicatie kostte een kokosnoot in die tijd 13 cent. 20 kokosnoten leverden dan gauw fl. 2,60 op dus meer dan zo’n dagloon. Ik denk niet dat je in die tijd 1 uur nodig had om 20 kokosnoten te verzamelen, zelfs niet door diefstal!
Herwin Hooplot